1.   scene
categorie:
leenwoord
Zie: scène
2.   scène zn. 'deel van een toneelstuk; tafereel; ruzie'
categorie:
leenwoord, leenwoord
Vnnl. scenen 'scènes' in In sommige ... Scenen sietmen den opganck vande sonnen [1553; WNT voleinden], ook in elck Actus ... wort ghedeelt in ... scenen 'elk bedrijf wordt verdeeld in scenes' [1555; WNT pauze], Theatren ende scenen 'theaters en toneelvloeren' [1561; WNT Aanv. excellent], scene 'toneel' [1650; Hofman]; nnl. scene 'plaats van handeling' in de Scene is in Morenland [1757; Holberg], scene 'tafereel' [1781; WNT mine], scènes 'heftige taferelen' in Ik hou niet van scènes [1840; WNT prostitueeren].
Al dan niet via Frans scène 'levendig gebeuren' [1676; Rey] en 'woedeuitbarsting, luide twist' [1675; Rey], eerder al 'plaats van handeling' [1665; TLF], 'speelvloer' [1558; TLF], 'deel van een toneelstuk' [voor 1564; Rey], in een geïsoleerd geval (mv.) al in de 15e eeuw geattesteerd, ontleend aan Latijn scaena 'podium, theater, toneel', later ook 'deel van acte, bedrijf', een ontlening aan Grieks skēnḗ 'tent, hut, toneelhuis, toneel', verdere herkomst onduidelijk.
scene zn. 'wereld van subcultuur'. Nnl. praten over de scene of afkicken [1972; WNT]. Ontleend aan Engels scene 'wereld van subcultuur', bijv. van drugs [1964; OED], van jazz en beatniks [1951; OED], eerder al 'de plaats van het drama' [1594; OED], 'uitvoering van toneel' [1592; OED], ontleend aan Frans scène.
Literatuur: L. Holberg (1757), Zes aardige en vermakelyke blyspeelen, Amsterdam, 146
Fries: sêne


  naar boven