1.   vragen ww. 'informeren; verzoeken'
Onl. fragon 'informeren' in Ir fragadot mich, war min drut wara 'jullie vroegen me waar mijn vriend was' [ca. 1100; Will.]; mnl. vraghen 'informeren; verzoeken' in die urowen ... urageten wat er were 'de vrouwen vroegen wat er aan de hand was' [1201-25; VMNW], die coninc vraghede omme raet 'de koning verzocht om advies' [1285; VMNW].
Os. frāgon (mnd. vragen); ohd. frāgēn, frāgōn (nhd. fragen), frāhēn; ofri. fregia (nfri. freegje); alle 'vragen', < pgm. *frēgōn-, frēgēn-, en zonder grammatische wisseling frēhēn-. Hierbij ook het zn. *frēgō- 'het vragen', waaruit: mnl. vraghe (urage [1240; Bern.]); mnd. vrage; ohd. frāga (nhd. Frage); ofri. frēge.
Ablautend verwant met de wortel pgm. *freg-, waarbij drie werkwoordsstammen horen, t.w. pgm. *fregnan- 'vragen, onderzoeken', een sterk ww. met een presensinfix -n-, waaruit: os. fregnan; ohd. gifregnan; oe. frignan; on. fregna; got. (zonder grammatische wisseling) fraihnan; pgm. *fregjan- 'id.', waaruit oe. fricgan; en pgm. *fergōn-, waarvoor zie vergen. Al deze werkwoorden hebben (oorspronkelijke) betekenissen als 'vragen, verzoeken, onderzoeken e.d.'.
Verwant met: Latijn prex (genitief precis) 'bede, verzoek', waarvan precārī 'bidden, smeken, verzoeken' (zie ook precair); Sanskrit prā́ś- 'twist, ondervraging, kwestie'; Avestisch fərasā- 'vraag'; Welsh rheg 'gave, vloek'; < pie. *preḱ- 'vraag' (IEW 821). Dit is een wortelnomen; wrsch. gaat pgm. *frēh- rechtstreeks terug op de lange klinker die in sommige naamvallen voorkwam. Pgm. *fregnan- is een Germaanse afleiding van deze wortel. Uit een presensstam pie. *prḱ-sḱe- (LIV 490) is o.a. vorsen ontstaan. Andere werkwoorden uit *preḱ-, proḱ- zijn bovendien: Litouws prašýti 'verzoeken'; Oudkerkslavisch prositi 'verzoeken'; Tochaars A/B prakäs/preksa 'hij verzocht'.
Oorspr. is vragen net als in het Duits een zwak werkwoord, zoals nog te zien is aan het verl.deelw. gevraagd. De verleden tijd vroeg verschijnt voor het eerst in het Vroegnieuwnederlands en is ontstaan naar het voorbeeld van enkele sterke werkwoorden van de zesde klasse, bijv. dragen. Zie ook jagen, dat dezelfde verandering heeft ondergaan.
vraagbaak zn. 'raadsman; naslagwerk'. Vnnl. op toegank ter vraaghbaake van Hammon om raadt te zoeken 'zich wendende tot het orakel van Hammon ...' [ca. 1635; iWNT]; nnl. 'persoon tot wie men zich wendt om raad of om antwoorden op moeilijke vragen' in gaf my een myner Vraagbaken in overweging, of ... 'gaf één van mijn adviseurs mij in overweging, of ...' [1776; iWNT], 'naslagwerk' [1856; iWNT]. Samenstelling van de stam van vragen en baak, nevenvorm van baken, in een overdrachtelijke betekenis 'iemand die inlichtingen geeft, zoals een scheepsbaken informatie geeft over waar je moet varen'.
Fries: freegje


  naar boven