1.   kompres zn. 'natte omslag als heelmiddel'
categorie:
leenwoord
Vnnl. compres, compresse 'nat opgevouwen doekje enz. op een wond' in daer op leggen een compresse ... in ... medicament nat gemaect '... een compres, natgemaakt met het medicament' [1597; WNT wol], compres 'gevouwen band' [1599; Kil.].
Ontleend aan Frans compresse 'opgevouwen doekje dat men op een open wond legt' [1539; TLF], eerder al 'het ineenvouwen, het samendrukken' [1159; TLF], ontleend aan Latijn compressa, vrouwelijk verl.deelw. van comprimere 'samendrukken', gevormd uit com- 'samen' en premere 'drukken', verl.deelw. pressus, zie pers 1. Zie ook deprimeren en impressie.
Hoewel er chronologische bezwaren zijn, wordt Frans compresse ook wel gezien als afleiding van het werkwoord compresser [eind 13e eeuw; TLF], ontleend aan Laatlatijn compressare 'herhaaldelijk samendrukken', frequentatiefvorm van Latijn comprimere (TLF).
Fries: kompres


  naar boven