1.   radiateur zn. 'afkoeltoestel in auto- of vliegtuigmotor'
categorie:
leenwoord
Nnl. radiateur 'afkoeltoestel in automotor' [1915; Centrum], 'afkoeltoestel in vliegtuigmotor' [1930; Tilburgse Courant].
Ontleend aan Frans radiateur 'id.' [1897; TLF], eerder al 'voorwerp dat uitstraalt' [1877; TLF]: de radiateur straalt warmte uit aan de omgevingslucht om daarmee afkoeling van de motor te realiseren. Het Franse woord is een afleiding van radiation 'straling', dat is ontleend aan Latijn radiātiō 'id.', afleiding van radiāre 'uitstralen', afleiding van radius 'straal, spaak van een wiel', zie radius.
In dezelfde betekenis kwam aanvankelijk ook de nevenvorm radiator [1900; Kampioen] voor, naar het voorbeeld van Engels radiator 'radiateur' [1900; OED]. Deze vorm verouderde algauw. Het Engelse woord betekent ook 'verwarmingstoestel' en is in die betekenis ontleend als radiator.
Literatuur: Kampioen: De Kampioen; orgaan van de Algemeene Nederlandsche Wielrijders-Bond 17, 206
Fries: radiateur


  naar boven