171.   omzichtig bn. 'behoedzaam'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. eerst als afleiding in de ommesichticheit godes 'de alziendheid van God' [ca. 1510; MNW ommesichticheit], dan omsichtich 'behoedzaam, weloverwogen' [1573; Thes.], naast het zn. omsicht 'behoedzaamheid' [1599; Kil.].
Gevormd uit om, zicht (zn. bij zien) en -ig. Leenvertaling van Latijn circumspectus, circumspiciēns 'bedachtzaam, weloverwogen', verl.deelw. resp. teg.deelw. van circumspicere 'overwegen, overdenken', letterlijk 'in het rond kijken', gevormd uit circum 'om, rondom', zie circa, en specere 'zien, bekijken', verwant met spieden.
Mhd. umbesihtec (nhd. umsichtig).
Fries: -
172.   onderwerp zn. 'zaak waarover men spreekt of schrijft; item'
categorie:
leenvertaling, geleerde schepping
Vnnl. onderwerp 'grammaticaal subject' in Cato is wys, Wysheid is loflyck. Hier zyn de namen Cato ende Wysheid het onderwerp of de stoffe des ghezegs [1585; iWNT], 'zaak waarover men spreekt of schrijft' in het Onderwerp van een reeden [1691; Sewel EN].
Samenstelling van onder en de stam van werpen, als leenvertaling van Laatlatijn subjectum 'onderwerp, dat waarover iets gezegd wordt', uit algemener 'basis' en letterlijk 'het ondergeschikte, het onderworpene', de zelfstandig gebruikte onzijdige vorm van het verl.deelw. van subicere 'onderwerpen, ten grondslag leggen', gevormd uit sub- en iacere 'werpen', zie jet.
De Romeinse filosoof Boëthius (ca. 480-525) introduceerde de begrippen subjectum 'onderwerp' en praedicatum 'gezegde' als leenvertaling van resp. Grieks hupokeímenon 'dat waarover iets gezegd wordt' (bij hupó 'onder', keĩsthai 'liggen') en katēgoroúmenon 'dat wat uitgesproken wordt over het onderwerp' (bij katēgoreĩn 'spreken; beschuldigen'). Het woord praedicatum is in het Nederlands ontleend als predicaat, met de leenvertaling gezegde. De logisch-filosofische taalbeschouwing bleef zich naast de woordgrammatica ontwikkelen in allerlei vormen en richtingen, zoals de middeleeuwse speculatieve grammatica, de 17e-eeuwse grammaire raisonnée met logisch-rationele grondslagen, en de 19e-eeuwse logische analyse die via het werk van Karl Ferdinand Becker (1775-1849, Organismen der Sprache) en Taco Roorda (1801-1874, Over de deelen der rede) de grammaire raisonnée voortzet in verschillende wetenschappelijke tradities en invalshoeken.
De schoolgrammatica met het onderwerp en gezegde zoals wij die nu kennen, is vooral het werk van taalkundigen als C.H. den Hertog (1846-1902), die de taalkundige theorieën samensmeedde tot werkbare vormen in de schoolgrammatica en ze ook verbond aan de oude woordgrammatica. Voor de leek is het onderwerp de persoon of instantie waarover de zin iets zegt. Taalkundig is het onderwerp echter niet semantisch te definiëren, slechts formeel: het is de woordgroep die de vorm van het vervoegde werkwoord, de persoonsvorm, bepaalt.
7nderwerp was aanvankelijk alleen een filosofische en taalkundige term, maar werd later in dezelfde betekenis 'dat waarover gesproken of geschreven wordt' ook in de algemene taal gebruikelijk, wat internationaal eveneens gebeurde met subject.
Fries: ûnderwerp
173.   overigens bw. 'trouwens, voor het overige'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. overigens 'voor het overige' in de helft ... is weghgenomen en overigens gansch verwerpelyck is gemaekt 'de helft (van de pijpen van een bepaald orgelregister) is verwijderd en de overige zijn geheel ongeschikt gemaakt' [ca. 1600; iWNT verwerpelijk]; vnnl. overigens 'trouwens' in Overigens werkt het voorbeeld des Konings op alle standen der societeit [1800; iWNT werken I].
Wrsch. een omzetting van Duits übrigens 'terloops gezegd, bovendien' [eind 17e eeuw; Pfeifer] (NEW, EDale), dat is afgeleid van über 'over', zie over, met een naamvalsuitgang (zoals bijv. in im übrigen 'voor het overige, overigens') en een bijwoordelijke -s. Deze uitgang komt ook in andere Duitse bijwoorden voor, bijv. erstens 'ten eerste', rechtens 'overeenkomstig het recht', en zie namens.
Opvallend is wel dat het Duitse woord een eeuw later is geattesteerd dan het Nederlandse. Zelfstandige afleiding in het Nederlands lijkt echter toch onwaarschijnlijk: overigens zou afgeleid moeten zijn van overig 'nog aanwezig' of van het zelfstandig gebruikte overige zoals in voor het overige 'overigens'. Maar in beide gevallen is de uitgang moeilijk te verklaren: Nederlandse bijwoorden op -ens zijn in de meeste gevallen ontleend aan het Duits (bijv. eerstens, rechtens), of anders afgeleid met bijwoordelijke -s bij een grondwoord op -en, bijv. willens en wetens, of trouwens bij het verouderde bijwoord trouwen 'voorwaar, inderdaad'. Mogelijk hebben overigens en trouwens elkaar in vorm en betekenis wederzijds beïnvloed.
Fries: -
174.   parelhoen zn. 'hoenderachtige (familie Numididae)'
categorie:
leenvertaling
Nnl. paarl hoen [1773; Chomel], parelhoen [1857; Schlegel].
Leenvertaling van Duits Perlhuhn [1750; Paul], samengesteld uit Perle, zie parel, en Huhn, zie hoen. De vogel is genoemd naar het verenkleed, waarvan de ronde, lichte vlekjes aan parels deden denken.
Fries: -
175.   passaat zn. 'tropische wind uit een vaste richting'
categorie:
leenvertaling, uitleenwoord
Vnnl. dat wy ... de rechte passage-wint vande Molucas ghecreghen hadden 'dat wij de volle passaat vanaf de Molukken hadden gekregen' [1596; Rouffaer/IJzerman 1925, 52], oostelycke winden ... die aldaer passagie winden ofte monsoijns genaempt werden '... die daar passagewinden of moessons genoemd werden' [1597; Rouffaer/IJzerman 1925, 364], de passade te zoeken van de oostelijke winden [1637; WNT], passade wind [1638; WNT passaatwind], passaat-wind [1674; WNT passaatwind]; nnl. passaat in eer dat de Weste passaat zyn aanvang neemt [1722; WNT].
Leenvertaling van Portugees (vero.) vento de passagem 'passaatwind', letterlijk 'passagewind', waarin passagem 'passage, doortocht, overtocht' [1214; Machado] is ontleend aan Frans passage 'id.', een afleiding van passer 'voortgaan', zie passeren. De jongere vorm passade, waaruit passaat, is in vorm beïnvloed door Spaans pasada 'doortocht, overtocht', afleiding van pasar 'voortgaan' dat dezelfde herkomst heeft als Frans passer. De genoemde Portugese uitdrukking voor passaatwind was in de 16e eeuw niet algemeen; de gewone term was o geral, letterlijk 'de algemene' (Rouffaer/IJzerman 1925, 52).
Aanvankelijk kwam het woord bijna uitsluitend voor in samenstelling met wind; later werd het meestal verkort tot passaat.
Literatuur: G.P. Rouffaer & J.W. IJzerman (red., 1925), De eerste schipvaart der Nederlanders naar Oost-Indië onder Cornelis de Houtman 1595-1597, 's-Gravenhage, 52 en 364
Fries: passaat
176.   pepermunt zn. 'bepaald snoepgoed'
categorie:
leenwoord, leenvertaling
Nnl. Peper-Munte "Mentha Piperita" (kruid) [1778; WNT], pepermentjes 'pepermuntjes' [1841; WNT], pepermunt en citroenpastillen [1868; WNT steken], als telbaar zn. vaak in de verkleinvorm: De bekende pepermuntjes worden bereid uit ... [1869; iWNT].
Vertaling van de Latijnse naam van de plant, mentha piperata ("gepeperde munt"), mogelijk onder invloed van Engels peppermint 'pepermunt' [1696; OED] of Duits Pfefferminze 'id.' [18e eeuw; Pfeifer], samengesteld uit peper (zie peper) en munt, zie munt 2. Het kruid is grondstof voor het snoepgoed.
Fries: pipermint
177.   regelmatig bn. 'zonder afwijkingen; op vaste tijden, vaak'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Vnnl. regelmatig 'volgens de voorschriften, volgens de canon' in de regelmatige (Euangelien) der Apostelen 'de canonieke (evangeliën) der apostelen' [1661; WNT]; nnl. regelmatig in de grammatica, wiskunde enz. 'zonder afwijkingen van het systeem' in Regelmatige Tytvoeging 'regelmatige vervoeging' [1706; WNT], 'symmetrisch enz.' in een regelmaatige vijfhoek 'een vijfhoek met vijf gelijke hoeken en zijden' [1729; WNT], 'op vaste tijden, volgens vaste patronen, dikwijls plaatsvindend' in regelmatig worden betaeld [1852; WNT], 'ritmisch, met gelijke intervallen' in uw pols is regelmatig [1880; WNT].
Mogelijk zelfstandig in het Nederlands gevormd uit regel 'gewoonte, voorschrift, ordening' en -matig 'wat betreft, volgens, overeenkomend met', letterlijk 'naar de maat van', zoals ook in doelmatig 'efficiënt', zie doel, kunstmatig, rechtmatig, stelselmatig. Het is ook mogelijk dat dit een leenvertaling is van het weliswaar iets later geattesteerde Duitse regelmäßig; dat woord is gevormd uit Regel 'regel' en het sedert het eind van de Middelhoogduitse periode (Pfeifer) zeer productieve achtervoegsel -mäßig 'volgens, overeenkomend met', een afleiding van Maß, zie maat 1 'afmeting'.
regelmaat zn. 'ordelijke schikking'. Vnnl. regelmaat alleen in de later verouderde betekenissen 'voorschrift, maatstaf' [1522; WNT verstrekken] en 'liniaal' [1620; WNT]; nnl. dan ook 'ordelijkheid, vast systeem, gelijkmatigheid' in systema, oft regelmaet [1709; WNT], Verhandeling van de Regelmaet en Rangschikking der Verba [1723; WNT], zonder enige regelmaat ... aangelegd [1883; WNT], een man van stipte regelmaat [1891; WNT]. In de oudste betekenissen gevormd uit regel 'voorschrift, orde' en maat 1 'afmeting, orde'; in de latere betekenissen gevormd uit het ww. regelen 'ordenen, formaliseren' en maat 'orde', en/of afgeleid van regelmatig; leenvertaling van Duits Regelmaß is niet wrsch., omdat het Nederlandse woord veel eerder voorkomt (WNT).
Fries: regelmjittich ◆ regelmaat
178.   ridder zn. 'adellijke titel'
categorie:
leenvertaling
Mnl. riddere 'adellijke titel' in ein cuone ridder 'een dappere ridder' [1220-40; VMNW].
Een wrsch. in Vlaams gebied ontstane bijvorm bij ridere 'rijder' als leenvertaling van Oudfrans chevalier 'ridder' [1080; Rey]. De oorspr. vorm ridere is gevormd met het achtervoegsel -er (zie -aar) bij het werkwoord rijden.
Eigenlijk was ridder de aanduiding voor iemand die krijgsdienst te paard verrichtte, maar later werd het de benaming voor iemand die behoorde tot de stand die voor de Frankische koningen krijgsdienst te paard verrichtte. De vorm werd in deze specifieke betekenis overgenomen in de hoofse literatuur van het Middelhoogduits: ritter (nhd. Ritter) naast rītære 'ruiter' (nhd. Reiter). Hetzelfde gebeurde met mnd. riddere, oe. rīdere, on. riddari, ozw. riddare. De uitdrukking ridder van de droevige figuur 'iemand die zich belachelijk maakt of er ellendig uitziet' is ontstaan n.a.v. de figuur van Don Quijote uit de gelijknamige roman van Cervantes.
Fries: ridder
179.   ruchtbaar bn. 'wereldkundig, algemeen bekend'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. si ... maecten hem ruechtbaer in dat selue geheele lant 'zij maakten hem bekend in dat hele land' [1526; Liesveldt, Mattheus 9:31], ruchtbaer te maken die gesciedenissen 'de gebeurtenissen wereldkundig te maken' [1526; Liesveldt, Marcus 1:45].
Leenvertaling van Vroegnieuwhoogduits ruchtbar in de verbinding ruchtbar machen 'bekend maken, (nieuws) verspreiden' (nhd. ruchbar machen), een door Luther in de standaardtaal verspreide uitdrukking, met daarin Nederduits ruchtbar 'openbaar, wereldkundig', een afleiding met het achtervoegsel -bar (zie -baar) van het reeds Middelnederduitse zn. ruchte 'roep, geroep, gerucht'.
Mnd. ruchte is hetzelfde woord als mnl. ruchte 'geroep' en mhd. ruoft 'lasterpraat' < pgm. *rōp-ti-, een afleiding bij roepen. Door Primärberührung werd -pt- > -ft- zoals in bruiloft. Uit -ft- ontstond vervolgens in het mnd. en mnl. -cht- als in achter. Zie ook berucht en gerucht.
Fries: -
180.   sorteren ww. 'ordenen'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Vnnl. sorteren eerst 'gelijkstellen, tot dezelfde soort rekenen' in die hem van den smeeden binnen deser stede gesorteert sullen hebben 'die zich aan de smeden binnen deze stad gelijkgesteld zullen hebben' [1510-12; MNW], dan ook 'ordenen, in soorten scheiden' in Dat ... de meesterknecht ... die ghewraeckte hennip sorteren zal, scheydende 't goet uuyttet quaet '... de afgekeurde hennep zal doorzoeken ...' [1515; WNT Aanv. wraken I]; nnl. sorteren 'uitzoeken, ordenen' in haare Kinderen sorteeren er zeer zorgvuldig die appelen uit, die ... [1795; WNT zorgvuldig], het sorteeren en registreeren der boeken en papieren [1818; WNT registreeren].
In de betekenis 'ordenen' gevormd van soort met het aan het Frans ontleende achtervoegsel -eren, naar het voorbeeld van Frans assortir, zie assortiment.
De uitdrukking effect sorteren 'succes hebben, resultaat boeken' is ontleend aan Frans sortir son effet 'succes boeken'. Sortir heeft hier de betekenis 'verkrijgen, produceren' [1401; TLF] uit eerder 'ondergaan, verkrijgen' [1395; TLF] en gaat rechtstreeks terug op klassiek Latijn sortīrī 'door het lot verkrijgen, door het lot aanwijzen, verdelen', een afleiding van sors, zie soort. Oude Nederlandse attestaties zijn: mnl. huwelike voorwaerden ... de welcke zijn sculdich stede te houden ende effect te sorterene '... die rechtsgeldig moeten zijn en nagekomen moeten worden' [1350-84; MNW stede]; zegghende dat tarreest niet sculdich was te sorteerene 'dat het arrest niet geldig was' [1410; Stall.]; vnnl. 'resultaat hebben' in dat sijn valsche getuygenisse geen effect en sorteerde [1555; WNT valsch]; nnl. hebben nochthans soo hoognoodige ... voorslagen ... geen effect gesorteert 'hebben toch zulke dringend noodzakelijke voorstellen geen resultaat gehad' [1771; WNT recommandabel]. De betekenis 'ressorteren' komt voor in: naer der bancken recht daer onder die sorteren ende gelegen zyn [15e eeuw; Stall.].
Fries: sortearje ◆ -

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven