91.   einder zn. 'horizon'
categorie:
verkorting, leenvertaling
Vnnl. in ghesichtender 'horizon' [1599; Kil.]; nnl. Daar d' Eynder nu gansch kronkelig geleek 'Daar de horizon nu heel kronkelig leek' [1741; WNT].
Verkorte vorm van een ouder zn. gezicht(s)einder 'einde van het gezichtsveld', een vertaling van Latijn horizon, zie horizon. Einder is hierbij een nomen agentis bij het Middelnederlandse werkwoord einden, enden 'eindigen', zie einde.
92.   enkelvoud zn. 'singularis'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. Daer zijn twee namen des Getals, te weeten, het Enkel ende het Veelvoudig [1625; Heule].
Evenals meervoud als grammaticale term een leenvertaling van Latijn simplex 'eenvoudig' (bij *sem 'één' en de stam van het werkwoord plicāre 'vouwen' (verwant met vlechten), zie ook simpel, door het bn. enkel 2 te verbinden met -voud.
Andere in het verleden gebruikte termen zijn o.a. enkel getal [1584; WNT meervoud] en eenvoud [1723; WNT meervoud].
enkelvoudig bn. 'niet samengesteld'. Nnl. enkelvoudig voor Latijn singularis [1746; WNT dubbel I], enkelvouwdig Wezen voor Latijn Ens simplex [1774; WNT wezen II], enkelvoudig 'ondeelbaar' [1793; WNT]. Alleen in de eerste attestatie gevonden als afleiding van de grammaticale term, maar verder als onafhankelijke afleiding van enkel met -voud en -ig.
93.   evenbeeld zn. 'sprekende gelijkenis'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Vnnl. even beeldt Gods 'volkomen gelijkend op Gods beeld' [1557; WNT], na den evenbeelde Godts wedergeboren (verb. vorm) 'herboren naar het evenbeeld van God' [1568; WNT], evenbeelt 'in de geest overeenkomend' [1637; WNT]; nnl. 't evenbeeld van 't jeugdig roosjen 'met de eigenschappen van een pas ontloken roos' [1804; WNT], evenbeeld 'beeld, afbeeldsel' [1857; Bomhoff], 'gelijkenis, afbeeldsel' [1872; Dale], 'sprekende gelijkenis' [1898; Dale].
Samenstelling van even 1 en beeld, wellicht een leenvertaling van Duits Ebenbild (Oudhoogduits ebanbilidi [12e eeuw]) of misschien evenals in het Duits een vertaling van christelijk Latijn configuratio 'het vormen naar het voorbeeld van' afgeleid van Laatlatijn cōnfigūrāre 'dezelfde vorm geven', zie configuratie.
Aanvankelijk werd evenbeeld alleen gebruikt in religieuze zin voor de mens die geschapen is 'in overeenstemming met het beeld van God'; in 2 Corinthiërs 4:4 van de Statenvertaling staat die het beeldt Godts is als aanduiding voor Christus. Sinds de 17e eeuw wordt evenbeeld ook gebruikt voor geestelijke overeenkomst van mensen onderling, en dat is volgens WNT nog voornamelijk het geval in 1916, als de letter E uitkomt; maar een ruimere betekenis blijkt toch al uit de karakterisering van iemands maatschappelijke positie met was, in aanzien en in magt, Het evenbeeld van 't voorgeslacht [1848; WNT voorgeslacht] terwijl in een aantal woordenboeken uit de 19e eeuw bij de betekenis 'beeld, afbeeldsel' het voorbeeld evenbeeld van zijn vader wordt gegeven [o.a. Bomhoff 1857], wat op uiterlijke en innerlijke gelijkenis tezamen kan duiden; reden waarom Jacob van Lennep expliciet vermeldt wat zijn uiterlijke betreft, het volkomen evenbeeld zijner moeder [1866; WNT].
94.   evenwicht zn. 'toestand van gelijke balans, van rust'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. euenwech 'hetzelfde gewicht, tegenwicht' [1220-1240; CGII-1, Aiol]; vnnl. euen-wichtigh (bn.) 'even zwaar wegend' [1599; Kil.]; nnl. evenwigt 'evenzwaarte', evenwicht 'gelijke verdeling' [1710; Marin], evenwicht 'rusttoestand' [1712; WNT], in evenwicht houden 'in balans houden' [1717; Marin], evenwicht 'stabiliteit van karakter' [1889; WNT].
Samenstelling van even 1 'gelijk' en een nomen actionis bij het werkwoord wegen, zie gewicht. In de huidige betekenis gaat het woord volgens FvW wrsch. niet terug op de Middelnederlandse vorm, maar is het jonger, evenals het Duitse zn. Gleichgewicht [17e eeuw]; het zou dan volgens EDale een leenvertaling zijn van Latijn aequilībrium gevormd van aequus 'gelijk' (zie egaal) en lībra 'weegschaal', van onbekende herkomst.
In het Laatlatijn had aequilibrium de betekenis 'volledige gelijkheid (van gewicht)' en dit komt overeen met de Middelnederlandse betekenis in de Aiol, waar over de losprijs voor een gevangene wordt gezegd: (dat men) vor sinen lijf van roden golde/ sijn evenwech genemen wolde/ 'voor zijn leven zijn tegenwicht in rood goud wilde ontvangen'; in deze betekenis kan het dus een leenvertaling uit het Laatlatijn zijn; ook nog bij Kiliaan vinden we voor zn. euenwichtigheyd 'aequipondium', een Laatlatijns woord voor 'tegenwicht'. De Vroegnieuwnederlandse betekenis 'balans' kan ontstaan zijn onder invloed van het Frans: we treffen dit immers voor het eerst in de Nederlands-Franse woordenboeken van Marin, met onder meer als voorbeeld koordedansers weeten hun ligchaam in evenwigt te houden [1717] en de betekenisverandering vond in het Frans al eerder plaats: 'gelijk gewicht' voor equalibre [1544; Rey] en équilibre [1611; Rey] werd in de loop van de 17e eeuw vervangen door 'evenwicht, harmonie'; daarbij keerde men misschien terug tot de oudere betekenis van aequilībrium dat in het klassiek Latijn 'evenwicht' betekende.
95.   ezelsbrug zn. 'hulpmiddeltje'
categorie:
leenvertaling, betekenisverschil België/Nederland
Vnnl. Eeselsbrug "hulpmiddel om den middenterm van een syllogisme te vinden" [1682; WNT]; nnl. ezelsbruggen (mv.) 'eenvoudige hulpmiddeltjes' [1789; WNT].
Leenvertaling van middeleeuws Latijn pons asinorum [ca. 1500], een uitdrukking uit de scholastische filosofie, namelijk een schematische voorstelling in de vorm van een zeshoek als hulpmiddel om de middenterm van een syllogisme te vinden en van daar: eenvoudig hulpmiddel om een vraagstuk op te lossen of iets te onthouden.
Plinius (1e eeuw na Chr.) vertelt over ezelinnen die niet over een brug gaan wanneer zij daaronder het water kunnen zien. Ze moeten ondersteund worden. Men spreekt van pons asinorum in figuurlijke zin als een leerling in de logica door bepaalde hulpmiddelen ondersteund moet worden. In de Belgische schooltraditie is het ezelsbruggetje met name bekend als metafoor voor 'de stelling van Pythagoras', wrsch. naar de hulplijntjes die als ezelsbruggetje bij een bekend bewijs getekend worden.
Ook in andere talen zijn leenvertalingen bekend: Duits eselsbrücke, Engels ass's bridge, Deens æselsbro, Zweeds åsnebrygga, Frans pont aux ânes.
Literatuur: Mesotten 2000, 436-438; A. Greebe 'Ezelsbrug', in: TNTL 37 (1918), 65-79
96.   fluks bw. 'spoedig, weldra'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. vloechs 'spoedig, vlug' [1315-35; MNW-R], vluchs 'id.' [1430-50; MNW-P]; vnnl. doet haer floecx wech wijcken 'laat hen snel terugdeinzen' [1561; WNT], flux [1562; Kil. desultor], wy toghen fluckx te werck [1598; WNT].
Oorspronkelijk de genitief van mnl. vloghe 'het vliegen, vlucht', zie vleugje, dus met de betekenis 'in de vlucht, vliegensvlug'. De Middelnederlandse vormen hebben deels de -g- bewaard (vloechs, vloochs, vluchs), deels is deze geassimileerd aan de -s (vloes, vlues, vlus) zoals gebruikelijk bij de combinatie -chs-, zie bijv. vos naast Duits Fuchs. Kiliaan (1599) onderscheidt die twee vormen: met velaar in de betekenis 'snel' (Kil. vlughs, flughs) en zonder velaar in de betekenis 'spoedig, weldra, meteen' (Kil. vloes, vleus, vlus); maar uit de vele vindplaatsen in het WNT blijkt niet dat dat betekenisverschil in het taalgebruik algemeen werd gevoeld. In de moderne standaardtaal heeft alleen de eerste vorm het overleefd, wrsch. onder invloed van Duits flugs. Kiliaan (1599) noemt flughs (in contrast met vlughs) nog expliciet "germ.". Ook de -ks aan het eind van het woord, die vanaf het begin van de Vroegnieuwnederlandse periode overheerst, zal afkomstig zijn uit het Duits. Varianten zonder velaar bestaan alleen nog dialectisch, bijv. Brabants, Oost-Vlaams flus, fleus (Weijnen 2003).
Mnd. vluks, vluk 'haastig, snel, ijverig'.
In het Middelnederlands bestond verder nog een woord vluchts met dezelfde betekenis. Het is niet duidelijk of dit de genitief van vlucht 2 is (dat dan met het hier behandelde woord is samengevallen) of dat dit juist een door vlucht beïnvloede volksetymologische vervorming van vluchs is.
Vermeldenswaardig is nog het volgende woordenboekcitaat uit de beginperiode van de burgerluchtvaart: fluks "(voorgesteld als kernachtig woord voor) vliegmachine" [1914; van Dale].
Literatuur: Hoptman 2000; Schönfeld par. 50 (opm. 1), 81
Fries: -
97.   gaarkeuken zn. 'goedkoop eethuis'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. gaer-koken 'gaarkeuken, kroeg' [1607; Kil.], gaar-keuken 'eethuis' [1691; Sewel NE]. Kiliaan 1599 vermeldt ook al gaerkock = popinarius 'kok van een gaarkeuken'. In het mnl. bestond gaerbraderie 'gaarkeuken' [MNHW].
Leenvertaling van Duits Garküche 'openbare keuken, eethuis' [rond 1500; Pfeifer], gevormd uit gar 'gereed, toebereid', zie gaar, en Küche 'keuken', zie keuken.
98.   gastarbeider
categorie:
leenvertaling
Zie: gast
99.   gasthuis zn. 'ziekenhuis'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. gasthuse (verbogen vorm) '(aan het) liefdadig gesticht' [1254; CG I, 64], int gasthuus der armen 'in het opvanghuis voor armen' [1266; CG I, 98], ten gasthuuse 'naar het huis ter verpleging van vreemdelingen, het ziekenhuis' [1390-1410; MNW-R], dat grote hospitael ofte gasthuus van sinte janne 'het grote hospitaal of ziekenhuis van Sint-Jan' [1462; MNW-P], daer na leyde hijse int gastenhuus ende si vonden die tafelen ghedect 'daarna bracht hij ze naar het huis voor ontvangst van vreemdelingen en daar stonden de tafels gedekt' [1479-1517; MNW-P].
Samenstelling uit gast in de betekenis 'vreemdeling, gast' en huis, wrsch. als vertaling van middeleeuws Latijn hospitale 'huis voor ontvangst van vreemdelingen, gasthuis', zie hospitaal.
Mnd. gasthūs, ohd. gasthūs (mhd. gasthus, nhd. Gasthaus), oe. gæsthus.
De oorspronkelijke betekenis 'huis voor de ontvangst van vreemdelingen' was reeds in de 17e eeuw verouderd. Daarna had gasthuis alleen nog de betekenis 'godshuis, liefdadig gesticht' en de nu enig overgebleven betekenis 'ziekenhuis'.
100.   gastvrij
categorie:
leenvertaling
Zie: gast

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven