1.   Bargoens zn. 'onverstaanbare taal, dieventaal'
categorie:
leenwoord
Vnnl. Borgoens kappen, of Borgoens questen "spreeken gelyk de Roovers, gaauwdieven, en Heydens" [1691; WNT].
De herkomst van het woord is niet geheel duidelijk. In een bron uit 1769 wordt als opschrift van een Bargoense woordenlijst de term Bourgondisch gebruikt en het is mogelijk dat het woord uiteindelijk daarop teruggaat. Men vergelijke de aanduiding koeterwaals met Waals, en Duits Kauderwelsch 'koeterwaals' en Rotwelsch 'Bargoens' met Duits welsch 'Romaans'; ook hier wordt dus het Romaans als iets onverstaanbaars aangeduid.
Een andere verklaring houdt in dat het achtervoegsel -sch als aanduiding voor een taalnaam van jongere datum is en dat de oorspr. vorm *bargoen is overgenomen uit Frans baragouin 'koeterwaals' [1391; Rey]. Dat woord verschijnt het eerst in West-Frankrijk en werd pas populair na de annexatie van Bretagne bij Frankrijk. Men neemt daarom aan dat het om een Bretons woord gaat, gevormd uit woorden bara 'brood' en gwin 'wijn', die door Bretonse pelgrims in de herbergen zouden zijn gebruikt.
De geïsoleerde vindplaats mnl. gargoensch 'onverstaanbare taal' [1291-1300; CG II, Wiss] is niet met dit woord verwant, maar met jargon.
Literatuur: Endt 1972
Fries: Bargoensk


  naar boven