1.   geboren bn. 'ter wereld gekomen'
categorie:
geleed woord
Onl. geboran 'geboren' [ca. 1100; Will.]; mnl. geboren 'id.' [1240; Bern.].
Verleden deelwoord van het sterke werkwoord mnl. gebaren 'dragen, voortbrengen', een vorm naast baren.
Zo ook os./ohd. giboran als verl.deelw. van giberan (mhd. geborn van gebern, nhd. geboren van gebären); ofri. ebern van het werkwoord beran (nfri. bern(e), geboaren van bernje); oe. geboran van het werkwoord geberan (ne. born van bear); on. borenn van het werkwoord bera; got. baurans van het werkwoord bairan; < pgm. *buranaz, *burinaz van het werkwoord *beran-.
Geboren komt evenals de substantivering ervan, geborene 'die geboren is', veel voor als tweede lid van een samenstelling met (o.a.) blind-, eerst-, hoog-, pas-, weder-. De oudste vermelding van een samenstelling met geboren: onl. fremitborona bn. (verbogen vorm, wrsch. nominatief mv.) 'vreemd-geboren: vreemd' [10e eeuw; W.Ps.].


  naar boven