1.   obligatie zn. 'verplichting; schuldbekentenis'
categorie:
leenwoord
Mnl. obligacie 'schuldbekentenis' [1370-1378; MNHWS], 'verplichting, verbintenis' [1467-90; MNHWS]; vnnl. eene obligatie 'schuldbrief' [1570; Stall.].
Ontleend aan Oudfrans obligation 'verpanding van een bezit' [1235; Rey], 'juridische verbintenis' [1283; TLF], 'schuldbekentenis' [1370-72; TLF], ontleend aan Latijn obligātiō (genitief -iōnis) 'juridische verbintenis, borgstelling, verplichting', een afleiding van obligāre 'verplichten, verbinden', gevormd uit ob, zie object, en ligāre 'verbinden', zie liëren.
Het woord hoeft niet noodzakelijk via het Frans te zijn ontleend, maar kan ook rechtstreeks uit de juridische terminologie van het middeleeuws Latijn zijn overgenomen. Al in de 13e eeuw zijn er in Latijnse documenten uit het Nederlandstalige gebied attestaties bekend van obligatio 'rechtsbetrekking tussen twee partijen' [1216-22; Fuchs], 'verpanding' [1253; Fuchs], 'schuldbrief' [1285; Fuchs].
Fries: obligaasje


  naar boven