1.   oase zn. 'vruchtbare plaats in de woestijn'
categorie:
leenwoord
Nnl. oases (mv.) 'kleine vruchtbare plekken gronds in de zandwoestijnen van Afrika' [1824; Weiland], oäsen (mv.) 'id.' [1839; WNT zeldzaam], oase [1847; Kramers].
Ontleend aan Latijn Oasis 'vruchtbare plaats in de Noord-Afrikaanse woestijn', ontleend aan Grieks óasis, aúsis 'id.', een leenwoord uit het Oudegyptisch, waaruit nog Koptisch ouahe 'vruchtbare plaats in de woestijn' en door ontlening Arabisch wāḥa 'id.'. In tegenstelling tot bijv. het Frans en Engels, die de Latijnse vorm oasis hebben behouden, heeft het Nederlands de uitgang vereenvoudigd, wrsch. door herinterpretatie van de Latijnse meervoudsuitgang -es als een Nederlandse meervoudsuitgang. In het Duits is het Latijnse meervoud wrsch. eerst vervangen door de Duitse meervoudsvorm Oasen, waarbij een enkelvoud Oase [1828; Kluge21] werd gevormd.
In het klassiek Latijn werden met het toponiem Oasis verschillende plaatsen in de Noord-Afrikaanse woestijn aangeduid. Sommige werden als verbanningsoord gebruikt. De Franse geograaf J.B. Bourguignon d'Anville (1697-1782) gebruikte als eerste deze aardrijkskundige naam als soortnaam [1766; TLF].
Fries: oaze


  naar boven