1.   nudisme zn. 'naaktrecreatie'
categorie:
leenwoord
Nnl. Het "nudisme", dat zich in wintersch Parijs helaas bezwaarlijk laat beoefenen [1930; Vaderland], nudisme 'naaktloperij' [1950; Van Dale].
Internationaal neologisme, ontleend aan Duits nudismus 'id.' of Frans nudisme 'id.' [1925; OED3] en afgeleid met het achtervoegsel -isme van Latijn nūdus 'naakt', verwant met naakt. Zie ook naturisme.
Fries: nudisme


  naar boven