1.   november zn. 'elfde maand van het jaar'
categorie:
leenwoord
Mnl. november 'de elfde maand' in de manet nouember [1253; VMNW], te elken ersten daghe van Nouember 'steeds op de eerste dag van november' [1299; VMNW].
Ontleend aan de Latijnse maandnaam november (genitief novembris), verkorting van mēnsis novembris 'novembermaand', waarin het tweede woord is afgeleid van novem 'negen', verwant met negen. Het kalenderjaar van de Romeinen begon met de maand maart, zie ook januari. Zie ook september, oktober en december, resp. 'zevende', 'achtste' en 'tiende maand'.
Oude Nederlandse benamingen voor november waren onder meer slachtmaand en wintermaand, bijv. slachtmaent, wintermaent, November [1477; Teuth.]; beide werden overigens ook wel gebruikt voor december.
Fries: novimber


  naar boven