1.   herkomst zn. 'oorsprong, afkomst'
categorie:
geleed woord
Mnl. hercompst 'afstamming' in lynye der hercompst als vertaling van Latijn genealogia [1477; Teuth.]; vnnl. van vvyde hercomst 'van verre oorsprong' [1615; WNT voor II]; daarnaast ook in de nu verouderde betekenis 'oude gewoonte': vnnl. haercoempst 'oude gewoonte' [1500-45; MNW], naar ouwde herkoomst [1642; WNT].
Afleiding, naar het model van komst, bij komen, van een verouderd werkwoord hercomen 'afkomstig zijn, vandaan komen' [1423-73; MNW], waarvan men wel ontlening aan het Duits veronderstelt (ohd. heraqueman, mhd. herkomen, nhd. herkommen), maar dat eerder al verschijnt in dat van indus comet hare 'dat uit Indië vandaan komt' [1287; CG II, Nat.Bl.D] en dus ook heel goed een inheemse vorming kan zijn. In elk geval is het gevormd met een eerste lid her 'hierheen', dat in het Middelnederlands nog veelal als haer of hare voorkomt. Voor het zn. is ook invloed van Middelnederduits hērkum(p)st 'afkomst; gewoonte, gebruik' denkbaar (waaruit nhd. Herkunft [16e eeuw; Pfeifer]).
Voor de betekenis 'oude gewoonte' is ontlening aan het Middelnederduits zeer wrsch.; het Hoogduits heeft voor deze betekenis het zn. Herkommen, dat overigens ook door het Nederlands werd ontleend (mnl. haer- heercom(m)en, vnnl. herkomen), maar reeds lang verouderd is.


  naar boven