1.   heremiet zn. 'kluizenaar'
categorie:
leenwoord
Mnl. eremite 'kluizenaar' [1240; VNMW], heremite [1287; CG II, Nat.Bl.D], heremyt [1477; Teuth.]; ook de vorm eremijt komt voor.
Ontleend aan middeleeuws Latijn heremita 'id.', christelijk Latijn eremita, beide evenals reeds klassiek Latijn eremīta teruggaand op Grieks erēmítēs 'die in de woestenij leeft', een zelfstandig gebruikt bn., afleiding van erēmía 'wildernis, woestijn; eenzaamheid', afleiding van érēmos 'verlaten, woest, onbebouwd; eenzaam', een woord van onbekende verdere herkomst. De h- is niet-etymologisch, maar oorspr. door hypercorrectie ingevoerd en ook tot sommige andere moderne talen doorgedrongen, bijv. Engels hermit < Oudfrans hermite, eveneens met de onetymologische h-, die in het Frans verdwenen is uit de uitspraak maar nog tot in de 19e eeuw gehandhaafd werd in de spelling (thans ermite).
Om dichter bij God te zijn en te mediteren, gingen al vroeg mensen op eenzame plaatsen wonen, ver van de bewoonde wereld. Het Nederlandse woord heeft deze beperkte betekenis behouden, terwijl het synoniem kluizenaar zich heeft verbreed tot personen die zich om wat voor reden dan ook afzonderen, ook in overdrachtelijke toepassingen.
De Franse afleiding hermitage (nu ermitage) duidde oorspr. de woning van een hermite aan, kon later bij overdracht ook andere afgelegen woningen, landhuizen en paleizen aanduiden en is nu vooral bekend als de naam van het voormalige paleis van tsarina Catharina II in Sint-Petersburg.
De heremietkreeft is zo genoemd vanwege zijn afgezonderde leven in een lege passende slakkenschelp die hij daartoe uitzoekt.


  naar boven