1.   auerhaan zn. 'soort boshoen (Tetrao urogallus)'
categorie:
leenwoord
Nnl. ouerhaan [1763; Donselaar 1999a], ourhaan [1773; WNT Supp.], auer- [1857; WNT Supp.].
Ontleend (met latere spellingsaanpassing) aan Duits Auerhahn, dat met Nieuwhoogduitse diftongering is ontwikkeld uit Middelhoogduits urhan < Oudhoogduits ūrhano. Het tweede element is haan. Voor het eerste element zie woerhaan.


  naar boven