1.   auditie zn. 'proefuitvoering'
categorie:
leenwoord
Mnl. auditie 'het aanhoren' [1467-90; MNHWS]; vnnl. auditie "toehooringhe" [1585; Thuys]; nnl. auditie 'muziek- of andere kunstuitvoering ter kennismaking met een nieuwe artiest' [1916; WNT Supp.].
Ontleend aan Frans audition 'het aanhoren van' [tot de 17e eeuw], 'het aanhoren van een muziekwerk als proef' [1837], ontleend aan Latijn audītiō 'het horen, het luisteren naar', nomen actionis bij audīre 'horen', zie audio-.
Fries: audysje


  naar boven