1.   tetanus zn. 'infectieziekte, stijfkramp'
categorie:
leenwoord
Mnl. Tetanus so heet die spasme die alden lichame van elker ziden even vele of even zere trect 'Tetanus heet de kramp die het hele lichaam aan elke kant even lang of even sterk samentrekt' [1351; MNW-P].
Ontleend aan Latijn tetanus 'plotselinge samentrekking van de spieren', een ontlening van Grieks tétanos 'krampachtige samentrekking van een spier, tetanus', een afleiding van teínein 'spannen, zich uitstrekken'.
Grieks teínein is afgeleid van de wortel pie. *ten- 'zich spannen, zich uitstrekken'. Zie verder deun 2.
Fries: tetanus


  naar boven