1.   huiveren ww. 'beven, rillen; aarzelen'
categorie:
intensiefvorming of frequentatief, klankwoord
Vnnl. huyveren 'beven, rillen' [1573; Thes.]; nnl. overdrachtelijk 'aarzelen, slechts aarzelend besluiten' in schoon ik wat gehuiverd had ... om haar te engageren [1806; WNT].
Herkomst onbekend. Het is in elk geval een frequentatief en wrsch. ook een klanknabootsend woord, te vergelijken met hijgen.
Oost-Fries hüfer(e)n, hüber(e)n 'id.'; wrsch. ook Noord-Hollands hufteren 'id.', zie hufter.


  naar boven