|
1. |
ballistiek zn. 'leer van het afschieten van voorwerpen' categorie: leenwoord, aanpassing aan klassieke vorm Nnl. ballistiek "werpleer, werpkunde, leer van de baan welke geworpenen lighcamen in de lucht beschrijven" [1824; Weiland], balistiek 'leer van de banen van projectielen' [1861-65; WNT Aanv.], ballistiek "werpkunde" [1872; Dale], De schietkunst of ballistiek in ruimen zin [1899; WNT schietkunst]. Ontleend aan Frans balistique (ook als bn.) [1647] dat, net als zijn nevenvorm baliste [1546], voortkomt uit Latijn ballista, bālista 'blijde, slingermachine', afleiding van Grieks bállein 'werpen, slingeren', zie ook bal 2 'danspartij'. De Nederlandse spelling met -ll- staat wrsch. onder invloed van het Latijn.
|
naar boven
|