1.   ingrijpen ww. 'sterke invloed hebben; handelen om erger te voorkomen'
categorie:
geleed woord, leenbetekenis
Nnl. eerst alleen in een ruimtelijke betekenis, zoals in de kammen van het molenrad zijn te kort om goed integrijpen [1803; Weiland], dan ingrijpen 'sterke invloed hebben' [1805; WL], een boek dat in de Hollandsche geschiedenis ingrijpt [1845; WNT], ingrijpen 'handelen om erger te voorkomen, tussenbeide komen' in een ingrijpen van een buiten de wereld bestaand en redelijk Wezen [1846; WNT], ingrijpen 'tussenbeide komen door chirurgisch handelen' [1910; WNT].
Gevormd uit in en grijpen, als leenvertaling van Hoogduits eingreifen 'ingrijpen' [17e eeuw; Grimm], dat op dezelfde manier gevormd is.
ingreep zn. 'het ingrijpen'. Vnnl. ingreep 'inbreuk (op rechten, wetten)' [1679; WNT]; nnl. 'het ingrijpen; gewelddadige aanmatiging van iets' [1829; Martin], ingreep 'chirurgische handeling, operatie' [1939; WNT Aanv. emasculatie]. Gevormd uit in en greep, als leenvertaling van Hoogduits Eingriff. Het woord is ouder dan het werkwoord en slaat tot en met de 19e eeuw vooral op een onrechtmatige en/of gewelddadige handeling; de meest frequente betekenis is tegenwoordig 'chirurgische handeling'.


  naar boven