1.   infiltratie zn. 'binnendringing'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Nnl. infiltratie "het intrekken van eene vloeistof in een hard ligchaam" [1824; Weiland], infiltratie 'afzetting van lichaamsvocht, bijv. bloed, etter, in lichaamsweefsel' [1847; Kramers], overdrachtelijk 'langzaam binnendringen, van denkbeelden, ideeën e.d.' [1897; Groene Amsterdammer], 'het binnendringen in vijandelijk gebied of in organisaties' [1952; Koenen].
Uit Frans infiltration 'het binnensijpelen' [1762; TLF], eerder al 'het intrekken van een vloeistof' [ca. 1370; TLF], ook overdrachtelijk [1862; TLF], afgeleid van infiltrer 'binnendringen', gevormd uit in- 3 en filtrer 'filtreren', zie filter.
De jongste betekenis 'het tersluiks binnendringen van personen in een vijandelijke omgeving' stamt uit de Tweede Wereldoorlog, toen de nazi's deze techniek toepasten in vijandige landen (bijv. Engeland). Het Nederlands zal deze betekenis dus ontleend hebben aan Engels infiltration [1940; OED].


  naar boven