1.   glaucoom zn. 'groene staar'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. glaucom 'elke tegennatuurlijke verandering der kleuren in het oog, ...' [1824; Weiland], nergens ziet men zoveel glaucoom als in Egypte [1912; NRC], glaucoom 'groene staar' [1922; WNT staar I]. Eerder alleen als kunstwoord bij Meijer glaucoma "ghroenzienigheidt" [1663; Meijer].
Internationale medische term, gebaseerd op Grieks glaúkōma 'staar, ondoorzichtige plek in het oog', afleiding van glaukós 'blauwgroen, grijs', vanwege de groenige kleur die de vlek in het oog aanneemt, oorspronkelijk 'glanzend', van onduidelijke herkomst.


  naar boven