1.   adel zn. '(voornaam) geslacht'
categorie:
substraatwoord
Mnl. adelsone 'adelszoon' [1288; MNW] en pas later adel 'adeldom, edele afkomst' [1447; MNHWS], deze laatste vorm wrsch. uit vnhd. adel 'edel geslacht.' In het Middelnederlands kwam ook een bn. adel 'edel(geboren), wettig, echt' voor.
Os. aðal(i) 'eigendom, afstammeling'; ohd. adal 'geslacht, afstamming, familie' [8e eeuw] (nhd. Adel); nfri. adel (en eallju 'adellijken'); oe. æþelo, æþelu 'voorname afkomst, afstammeling'; on. aðal 'aanleg, natuur' en eþli 'aard, karakter'. Verder (zoals aanvankelijk in het Middelnederlands) als voorbepaling in samenstellingen: os. aðal- 'edel(e)-'; oe. æþel-; got. aþala- (in de persoonsnaam Aþalareiks); < pgm. *aþal-, *aþil-. Voor de afleiding pgm. *aþal-ja, *aþil-ja, zie edel. Daarnaast met lange stamvocaal: os. ōðil 'erfenis, voorvaderlijk bezit'; ohd. uodal, uodil 'id.'; ofri. ēthel 'id.'; oe. ēþel 'id.'; on. óðal 'id.'; got. haimoþli 'bezit, thuis'; < pgm. *ōþal-, *ōþil-. Wrsch. hoort bij het wortelcomplex pgm. *aþal-, *-il-, *ōþal-, *-il- 'erfgoed, geërfd grondbezit' ook ofri. edila, edela, ethela '(over)grootvader'. De vorm edila kan afkomstig zijn van *adilan- of *ōdilan-, waarbij de -d- door grammatische wisseling uit -þ- moet zijn ontstaan. In dat geval zou edila oorspr. 'hij die hoort bij het erfgoed; erflater' (en vandaar 'voorvader, grootvader') betekend hebben (Boutkan).
De verdere etymologie buiten het Germaans is omstreden. Een mogelijke verklaring is dat het woord een oude samenstelling pie. *at-alo- 'erbovenuit groeiend' zou zijn, bij de wortels pie. *h2et- en *al- < *h2el- 'groeien'; parallel daarmee zijn Latijn ind-olēs 'aangeboren talent', prōlēs 'nakomeling' en sub-olēs 'spruit, nakomelingschap' (Szemerényi). Het voorvoegsel zit ook in Latijn at-avus 'overgrootvader' en in de Gallische persoonsnaam Ategnatus. De basisbetekenis 'uitgroeien' zou dan de betekenissen 'nakomelingen', 'erfdeel, erfelijke eigenschappen' hebben opgeleverd. Volgens Boutkan zijn er evenwel nogal wat argumenten die tegen deze hypothese pleiten. Wrsch. is het etymon niet van Indo-Europese herkomst maar een substraatwoord.
Literatuur: O. Szemerényi (1952) 'The Etymology of German ', in: Word 8, 42-50; EWgP 108-109; D. Boutkan (1997) 'Oudfries edila, edela, ethela '(over)grootvader'', in: Leven in de Oudgermanistiek (= jubileumnummer van het Mededelingenblad van de Vereniging van Oudgermanisten) Leiden 1997
Fries: adel


  naar boven