1.   amortisatie ww. 'schulddelging door regelmatige aflossingen'
categorie:
leenwoord
Mnl. amortisatie 'overgang van wereldlijk in geestelijk eigendom' [1360; Stall.]; vnnl. admortisatie 'id.' [1525; Stall.]; nnl. 'aflossing' [1703; WNT naturaliseeren].
Ontleend aan middeleeuws Latijn amortizatio, afleiding van amortizare, admortizare [13e eeuw; Niermeyer], met toevoeging van een overgankelijkmakend achtervoegsel -iz- ontwikkeld uit vulgair Latijn *admortire 'doen sterven' (waaruit Frans amortir), gevormd uit ad- en het Latijn mortuus 'dood', verwant met moord.
De middeleeuwse Latijnse (en daaruit ook Nederlandse) betekenis van dit woord was 'overdracht van wereldlijk naar geestelijk eigendom (van goederen of land)', ofwel 'het in dode hand brengen', een uitdrukking die wrsch. berust op de onvervreemdbaarheid van geestelijk eigendom zodat het voor altijd aan de levende handel is onttrokken. Hieruit is de huidige financiële betekenis 'aflossing van een lening' ontstaan (wrsch. eerst in het Frans en van daaruit in het Nederlands overgenomen).
amortiseren ww. 'schuld delgen door regelmatige aflossing'. Mnl. amortiseren 'in de geestelijke (= dode) hand brengen' [1341; MNHWS]; vnnl. amortiseren 'id.' [1524; WNT]; nnl. amortiseeren 'schuld delgen' [1814; WNT]. Ontleend aan middeleeuws Latijn amortizare.


  naar boven