trefwoord: "smoezelig"
1 tot 1 van 1
Index:
smet
smetten
smeulen
smid
smidse
smiecht
smijten
smikkelen
smoel
smoes
smoezelig
smoezen
smog
smoking
smokkelen
smoren
smous
smout
smullen
smulpaap
smurf
1.  |
 smoezelig bn. 'enigszins vuil'Nnl. in De knechts van Bussink met hunne ... smoezelige katoenen handschoenen [1866; iWNT], daarnaast ook wel het synoniem smoezig [1876; iWNT smoezig I]. Het woord lijkt afgeleid van ouder smoezelen 'smoezelig maken' in asgraauw, met wat slegt rood er door gesmoezeld [1784; iWNT smoezelen I], maar de verdere herkomst is onduidelijk. Mogelijk is er verband met Duits schmutzig 'smoezelig' [15e eeuw; Pfeifer], schmutzen 'smoezelig worden' en misschien Nederduits smuddelig 'smoezelig', vnnl. smoddelig 'id.' [1697; iWNT smoddelen], smodderigh [ca. 1645; iWNT smodderig], die alle eveneens een onduidelijke herkomst hebben. Nog ouder is mnl. besmuderen 'vuil maken' in bezmudert 'bezoedeld' [1350-1400; MNW-R]. Fries: - |