1.   smijten ww. 'hardhandig gooien'
Mnl. smiten 'met kracht treffen, slaan' in daer met smeet Den here rechte vore int hoet, Dat hi vanden parde viel doet 'daarmee trof (hij) de heer precies in zijn voorhoofd, zodat hij dood van zijn paard viel' [1315-35; MNW-R], Dat gi mi dus hebt gesmeten 'dat u mij zo (met een zwaard) hebt geslagen' [1340-60; MNW-R], oft men v an dene wanghe smit 'als men u op de ene wang slaat' [1374; MNW-R]; vnnl. smijten 'gooien, veelal met kracht' in Dat niemant eenige Swanen-Eyeren uytten Neste en rove, ofte die Eyeren in stucken en smijten 'dat niemand zwaneneieren uit het nest mag roven of die eieren in stukken mag gooien' [1552; iWNT], Zoo menighen pijl als sy wt haer hant smeet 'zoveel pijlen als zij met haar hand weggooide' [1556; iWNT], smijt het Kruyt overboort 'smijt het kruit overboord' [1646; iWNT].
Os. -smītan (mnd. smitan); ohd. -smīzan (mhd. smīzen, nhd. schmeißen); ofri. smīta (nfri. smite); oe. smītan (me. smiten, ne. smite); got. -smeitan; nno./nzw. smita 'smeren; ervandoorgaan'; < pgm. *smītan-. Over de oorspr. Germaanse betekenis bestaat onduidelijkheid. De oudste attestaties van het simplex zijn twee Oudengelse vormen in de betekenis 'bevuilen, opsmeren'. Verder zijn in het Oudengels en in het Oudsaksisch, het Oudhoogduits en het Gotisch alleen afleidingen met de voorvoegsel bi- en ga- geattesteerd; deze hebben alle de betekenis 'besmeren, bestrijken, bevuilen e.d.'. Het simplex verschijnt pas in het Middelnederduits, Middelhoogduits en Oudfries op grote schaal in de betekenis 'gooien' en in het Middelnederlands en het Middelengels in de betekenis 'met kracht treffen, slaan'; pas in het Vroegnieuwnederlands krijgt smijten de huidige betekenis, die misschien is beïnvloed door het Nederduits.
Wrsch. is de betekenis 'gooien, werpen' de oorspronkelijke; via 'met slagen of worpen een substantie op een oppervlak aanbrengen' kunnen daaruit de andere betekenissen worden verklaard.
Zie ook smet.
Verdere herkomst onduidelijk. Men kan pie. *smeid- (LIV 569) reconstrueren, maar er zijn geen verwante woorden buiten het Germaans. Vennemann (2004) zoekt verband buiten het Indo-Europees, en stelt ontlening voor aan een voor-Indo-Europese, Semitische taal. Hij vergelijkt daarbij de op grond van Ugaritische teksten uit de 13e en 14e eeuw geabstraheerde Semitische wortels ṣmt 'verslaan' en ṣmd 'slaan, treffen'. Ook smid, volgens Vennemann oorspr. 'metaalbewerker', zou verwant zijn.
Literatuur: T. Vennemann (2004), 'Note on the Etymology of PGmc. *smītan and *smiþaz (E smite, smith, G schmeißen, Schmied, etc.)', in: A. Hyllested e.a. (red.), Per aspera ad asteriscos: Studia Indogermanica in honorem Jens Elmegård Rasmussen sexagenarii Idibus Martiis anno MMIV (Innsbrucker Beiträge zur Sprachwissenschaft, 112), Innsbruck, 601-613
Fries: smite


  naar boven