1.   tabak zn. 'gedroogde bladeren van de Nicotiana tabacum'
categorie:
leenwoord
Vnnl. tabacco, taback, tabacq, tabak, toeback 'tabaksplant; gedroogd blad van de tabaksplant' in dat de roock van Toeback een lecker dingh is: datse seggen dat sy goet ende medicinael is [ca. 1600; WNT], Men noemt dit gewas ... Taback [1608; WNT], Hy drinckt te veel Toeback 'hij rookt te veel tabak' [1613; iWNT drinken II], een Pijpe Tabacco [1614; WNT], ien pijpjen tabacx [1616; WNT provisie], (een heffing van) ses stuyvers op elk pond tabak [1626; WNT], landen ... die met tabacq besaayt syn 'akkers die met tabak zijn ingezaaid' [1636; WNT].
Ontleend aan Spaans tabaco 'tabaksplant, tabak' [1535; Corominas]. De tabaksplant en het roken van de bladeren daarvan komen uit Amerika en men heeft lang aangenomen dat tabaco een vervorming is van tsibatl 'rol tabak, rieten pijp, het roken', een woord uit het Taino, een Arawakse taal gesproken op Haïti, en dat die vervorming heeft plaatsgevonden onder invloed van de naam van het eiland Tobago, waar veel tabak groeit (Rey); misschien (WNT) is het eiland echter juist naar de tabaksplant genoemd, of wegens zijn langwerpige vorm naar de rieten pijp. Er zijn ook al zeer vroege Spaanse bronnen (1535 en 1552; Corominas) die vermelden dat tabaco op Haïti wel degelijk de inheemse naam is voor de rieten pijp en/of de tabak. Volgens Friederici bestonden Spaans tabaco en Italiaans tabacco echter al rond 1410, als benaming voor een aantal geneeskrachtige planten, o.a. van het geslacht Eupaterium, waarvan sommige stoffen bevatten die zweverig en slaperig maken. Deze woorden waren ontleend aan Arabisch ṭabbāq of ṭubbāq, dat sinds ca. 800 geattesteerd is als benaming van verschillende geneeskrachtige gewassen (Corominas).
In de Indiaanse talen komt ook een groot aantal namen voor de tabaksplant voor die op geen enkele manier verbonden kunnen worden met het woord tabak. Het is dus mogelijk dat de Europeanen een bestaande naam hebben gegeven aan de nieuwe plant die ze in Amerika leerden kennen (BDE); iets vergelijkbaars is gebeurd bij de Nederlandse benamingen tijger en konijn voor resp. de Surinaamse panter en de goudhaas, en bij het gebruik van een Afrikaanse benaming voor de uit Amerika afkomstige pinda.
Fries: tabak


  naar boven