1.   dienaangaande bw. 'wat dat betreft'
categorie:
geleed woord
Mnl. dien aengaende 'wat die zaak betreft' [1350-1400; MNW roeren]; vnnl. dienaengaende 'id.' [1531; WNT trouwelijk II].
Gevormd uit dien, datief van het aanwijzend voornaamwoord die, zie d(i)e, en aangaande, teg.deelw. van het werkwoord aangaan 'betreffen'.


  naar boven