1.   circuleren ww. 'rondgaan'
categorie:
leenwoord
Vnnl. circuleren 'rondgaan' [1663; Meijer].
Al dan niet via Frans circuler 'rondgaan' [ca. 1361; Rey] ontleend aan Latijn circulāre, circulāri 'een groep vormen; om zich heen verzamelen', een afleiding van circulus, zie cirkel.
Fries: sirkulearje


  naar boven