1.   cinema zn. 'bioscoop'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. cinema 'filmtheater' [1914; Dale].
Ontleend aan Frans cinéma 'film, bioscoop' [1893; Rey], verkorting van cinématographe 'bewegende beelden, film' [1892; Rey], woord gevormd door de gebroeders Lumière op basis van Grieks kī́nēma 'beweging', zie kinetica, en gráphein 'schrijven, tekenen', zie -grafie.
De meeste talen hebben het verkorte woord direct of indirect aan cinématographe of cinéma ontleend: Duits Kino; Engels cinema [1913]; Noors kino; Italiaans cinema; Russisch kino. Ook in Nederlandse woordenboeken verschijnen de woorden cinema, kinema en cinematograaf, kinematograaf, die het echter alle afleggen tegen het woord bioscoop.
Literatuur: Sijs 1998, 62-65


  naar boven