1.   engerling zn. 'larve van de meikever'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. engerling 'id.' [1859; WNT emelt]. In 1767 [WNT] nog aangemerkt als de Duitse vertaling van korenworm.
Ontleend aan Duits Engerling 'larve van de meikever', ontwikkeld uit Oudhoogduits engiring 'kleine worm', een verkleinwoord van angar(ī) 'made, larve'.
De verdere herkomst is onduidelijk. Andere Germaanse verwante woorden zijn er niet (ozw. ænger 'worm' is wrsch. uit het Duits overgenomen). Verwanten daarbuiten zijn mogelijk Latijn anguilla; Litouws ungurỹs; Russisch úgor', alle 'aal', die bij een wortel pie. *h2engwh- zouden behoren. Het feit dat het alleen in het Duits voorkomt, doet dan echter vreemd aan.


  naar boven