1.   engageren ww. 'in dienst nemen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. engageeren 'verpanden/inwikkelen' [1650; Hofman]; nnl. zich engage(e)ren 'zich verloven' [1738; WNT], 'overreeden/iemand zyn woord doen geeven' [1805; Meijer], 'in dienst nemen' [1806; WNT], maar nu toch vooral in de constructie zich engageren 'zich betrokken voelen' [jaren 1960; Nierop 1975].
Ontleend aan Frans engager 'verpanden; verplichten; in dienst nemen' [12e eeuw] en s'engager 'zich verbinden', een werkwoord dat is ontstaan uit de uitdrukking (mettre) en gage 'tot pand geven' bij het zn. gage, dat rechtstreeks verwant is met wedde.
De betekenisontwikkeling volgt die in het Frans. De jongste en in het hedendaags Nederlands voornaamste betekenis 'zich betrokken voelen' dateert in het Frans pas van kort voor de Tweede Wereldoorlog en manifesteert zich vooral in het deelw. geëngageerd 'persoonlijk betrokken', meestal met betrekking tot politieke of maatschappelijke kwesties.
engagement zn. 'betrokkenheid'. Vnnl. engagement 'verbintenis, overeenkomst' [1628; WNT uitstellen], 'verloving' [1742; WNT huwelijk I], 'betrokkenheid' [jaren 1960; Nierop 1975]. Ontleend aan Frans engagement. De betekenisontwikkeling volgt die van engageren.
Literatuur: Nierop 1975, 66-67


  naar boven