1.   enerveren ww. 'op de zenuwen werken, prikkelen'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Vnnl. enerueren "ontkrachtigen" [1577; Werve], enerveeren 'ontzenuwen, krachteloos maken' [1650; Hofman]; nnl. enerveeren 'zenuwachtig maken, uitputten' [1912; WNT Aanv.], 'hevig opwinden' [1942; WNT Aanv.]. Eerder al in de afleiding enervatie 'het ontnemen van kracht' [1550-1600; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans énerver 'verslappen, verzwakken, de zenuwen afmatten' < Latijn ēnervāre 'krachteloos maken', letterlijk 'de zenuwen wegnemen', gevormd uit ex- 'uit-' en het zn. nervus 'zenuw', zie nerveus.
Oorspr., en in het BN nog steeds, heeft dit werkwoord vooral een negatieve betekenis 'het ontnemen van fysieke of geestelijke kracht'. In Nederland kan vooral het deelwoord 'enerverend' eenzelfde positieve waarde hebben als het synonieme zenuwslopend, bijv. met betrekking tot een spannende sportwedstrijd.


  naar boven