1.   eender bn. 'gelijk, hetzelfde'
categorie:
geleed woord
Vnnl. van eender meijninghen 'met dezelfde mening' [1562; Kil.]; nnl. eender van leeftijd [1784; WNT].
Met secundaire ontwikkeling van -d- tussen -n- en -r- (d-epenthese, zoals in donder) uit ouder eenre, de genitief van het telwoord een.
Het woord heeft zich verzelfstandigd uit uitdrukkingen als eenre leie, eenre hande 'van een en dezelfde soort'. Het wordt oorspr. en overwegend predicatief gebruikt: eender zijn.


  naar boven