Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
slinken ww. 'inkrimpen, minder worden'
Mnl. slinken 'minder worden, afnemen' in Om dat hi sijn hoecheit sal laten slincken 'opdat hij minder hoogmoedig zal worden' [1400-20; MNW-R], slyncken "ontswellen" [1477; Teuth.].
Mnd. slinken 'slinken'; nfri. slinke 'slinken'; oe. slincan 'kruipen' (ne. slink); nzw. slinka 'glippen, glijden'; < pgm. *slinkan-.
Wrsch. ontwikkeld uit een variant pie. *sleng- van de wortel *slenk- 'glijden', zie slingeren. De betekenisontwikkeling kan dan via 'kruipen' en 'zich krommen, ineenschrompelen' zijn verlopen.
Fries: slinke