1.   bombarderen ww. 'bommen werpen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. bombardiëren 'beschieten' [1658; Meijer].
Ontleend aan Frans bombarder 'met projectielen beschieten' [1515; Rey], een afleiding van het zn. bombarde 'blijde' [14e eeuw], dat ook in het Nederlands ontleend is als mnl. bombaerde 'soort kanon, mortier' [1460-80; MNW-R]. Frans bombarde is een afleiding van bombe, zie bom 1.
â—† bombardement zn. 'beschieting met bommen' [1830; WNT voorzorg]. Ontleend aan Frans bombardement [1697; Rey], afgeleid van bombarder met het achtervoegsel -ment.


  naar boven