1.   neven vz. 'naast, bij'
categorie:
verkorting
Mnl. neven 'naast' in neven dies clais lene of oest alf 'naast het land van deze Klaas aan de oostzijde' [1267; VMNW], neuen marasche 'nabij het moeras' [1287; VMNW], neffen der muyeren 'naast de muren' [1479; MNW-P].
Verkorting van *in even 'op gelijk niveau', dus uit in en even 1.
Os. an eban; ohd. ineben, neben (mhd. eneben, neben, nhd. neben); oe. on efn (me. anent); ofri. newen, niōn (nfri. njonke(n) < *newen-like); alle 'naast, bij enz.'.
De gewone vorm van dit voorzetsel was mnl. neven. Onder invloed van neffens (zie nevens) ontstond daarnaast de bijvorm neffen.
Als voorzetsel is neven verouderd. Het bestaat nog wel in enkele samenstellingen, bijv. in het nevenstaand adres 'het hiernaast gedrukte adres' [1813; iWNT], De voegwoorden [worden] verdeeld in twee soorten: in nevenschikkende ... en onderschikkende [1846; iWNT], neven-effectwerking [1918; Groene Amsterdammer], de talrijke nevenvormen en verbasteringen (van een woord) [1923; Vaderland], talrijke nevenfuncties [1946; iWNT assurantie], een nevenproduct der ruwijzerbereiding [1954; iWNT]. Het voorkomen van dergelijke samenstellingen staat mogelijk onder invloed van Hoogduits neben- met dezelfde functie.
Fries: njonke(n)


  naar boven