1.   abel bn. 'bekwaam, bedreven'
categorie:
leenwoord
Mnl. abel 'geschikt, bekwaam, ervaren; handig' [eind 14e eeuw; MNW]; nnl. 'bekwaam, ervaren, bedreven; knap'. Vooral bekend in de combinatie abel spel 'ernstig spel' [1854; WNT] in tegenstelling tot de klucht als genre in de Middelnederlandse literatuur.
Via Oudfrans able ontleend aan Latijn habilis 'handig, behendig, flink', een afleiding bij het werkwoord habēre 'hebben, houden', wrsch. verwant met geven.


  naar boven