1.   gaffel zn. 'tweetandige vork'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. als familienaam: vore ... jhanne gaffelkine 'voor Johan Gaffeltje' [1284; CG I, 544]; ghavelen 'houten vorken' [1330-32; MNW], met yseren gaffelen 'met ijzeren vorken' [1415-35; MNW-R], gavel "vorcke" [1477; Teuth.]; vnnl. gaffel 'vork' [1599; Kil.].
Os. gafala, gaƀala, gaflia 'gaffel'; ohd. gabala, mhd. gabal(e), gabele, mnd. gaffel(e) 'graanvork' (nhd. Gabel 'vork'); oe. geafle, geafol, gafol 'vork' (ne. gaffle 'boogspanner; ijzeren spoor van vechthaan'); < pgm. *gabló, echter alleen in de West-Germaanse talen.
Verwante woorden zijn er alleen in het Keltisch: Oudiers gabul 'vork, galg'; Welsh gafl 'gaffel'; Bretons gavl, gaol 'gaffel'. Verdere etymologie onduidelijk. Misschien is ook verwant, zonder l-suffix, Oudiers gabhá- 'kruis, spreidstand van dijbenen'. Latijn gabalus 'galg, kruis, gevorkte boomstam' (waaruit volgens sommigen zonder l-suffix Frans gaffe 'vaarboom' en Spaans gafa 'kram, boogspanner', gafas (mv.) 'montuur, bril') is uit een Keltische taal overgenomen. Verband met Grieks kephalḗ 'hoofd', wat zou duiden op verwantschap met gevel, is niet waarschijnlijk. Hellquist oppert verwantschap met gapen 'wijd openstaan'. Gezien de geringe verspreiding en het betekenisveld '(houten) gereedschap' zou dit ook een substraatwoord kunnen zijn.
Het leenwoord vork (< Latijn furca, zie vork) heeft het gebruik van het woord gaffel in het Nederlands beperkt, in het Engels is het woord vrijwel helemaal verdrongen door fork. In het Duits en Zweeds eet men sedert de 17e eeuw echter met een 'gaffel', daar bestaat het woord Furke, resp. fork alleen in enkele dialecten. Het woord is in de Scandinavische talen een leenwoord uit het Nederduits.
In het Duits en het Nederlands kent men ook de gaffel als een onderdeel van het mastenstelsel van een schip; in het Duits is dit woord van oorsprong Nederduits.
gaffelbok zn. 'driejarige reebok'. Nnl. gaffelbok 'id.' [1862; WNT]. Samenstelling met bok. Genoemd naar het gaffelvormige gewei: als het bokje een jaar oud is, verschijnt een spits; in het volgende jaar komt er aan het nieuwe gewei een hoog geplaatste en naar voren gerichte spits bij en de reebok heet nu gaffelbok. Ook Hoogduits Gabelbock.
Literatuur: M. Philippa (1994), 'Eetgerei', in: OT 63, 307


  naar boven