1.   kwik 1 zn. 'scheikundig element (Hg), metaal'
categorie:
verkorting, geleed woord, leenvertaling
Mnl. eerst de samenstelling quicksilver, quickselver in met quiczeluer minghen 'met kwikzilver mengen' [1287; VMNW], quicksilver [1477; Teuth.]; vnnl. quicksilver [1599; Kil.], dan ook de verkorting quik in freetende quik "mercurius corrosivus" (corrosief kwikzilver) [1692; WNT vreten I]; nnl. kwik 'kwikzilver' [1717; Marin NF], thermometers te vullen met quik [1736; WNT thermometer], ook in uitdrukkingen als dat de kwik ... gedaald is 'dat het kouder is geworden' [1722; WNT Aanv. spelen].
Verkorting van kwikzilver, mnl. quicksilver, dat is gevormd uit quick 'levend', zie kwiek, en silver 'metaal', zie zilver. Het woord is een leenvertaling van Latijn argentum vīvum 'levend zilver', een term die de beweeglijkheid van het vloeibare, zilverkleurige metaal beschrijft.
Mnd. quiksulver, queksulver; ohd. quēcsilabar (mhd. quecsilber, kecsilber, nhd. Quecksilber); oe. cwicseolfor (me. quyk silver; ne. quicksilver 'kwikzilver'); nzw. kvicksilver.
Fries: kwik(sulver)


  naar boven