1.   maas zn. 'opening in netwerk, steek in breiwerk'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Onl. *maska 'net', blijkens een glosse nasco [8e eeuw; LS]; mnl. wrsch. in de toenaam philips masch '... Philips Vlek' [1280; VMNW], dan maesce (en spellingvarianten) 'opening in een netwerk' in des duvels nette heeft wide maesschen 'het net van de duivel heeft wijde mazen' [1337-82; MNW], 'vlek, smet' in lelike plecken of maescen int ansichte 'lelijke plekken of vlekken in het gelaat' [1351; MNW]; vnnl. mazen (mv.) [1657; WNT]; nnl. maas, ook 'steek in breiwerk' [1784; WNT].
Ontwikkeld uit mnl. maeske na wegval van de slot-e volgens de klankovergang mnl. -sk > nnl. -s, zoals in as 2 'verbrandingsrest'.
Westfaals māske 'maas'; < pgm. *mēskō-. Daarnaast staat met korte klinker pgm. *mask(w)ō-, waaruit: os. maska 'maas, net, vlek' (mnd. masche); ohd. masca 'maas' (nhd. Masche); nfri. mêsk, mesk 'id.'; oe. mǣscre 'vlek' (maar misschien mæscre), max 'netten' (me. mesche, meish, ne. mesh 'maas'); on. möskvi 'maas' (nzw. maska). Oorspronkelijke vormen met korte klinker hebben ook in het Nederlands bestaan, getuige de attestatie uit 1280 en dialectvormen als Zaans maske, Kortrijks vero. maske, West-Vlaams masche (De Bo). Ne. mesh 'maas' < me. mesce [1395] (naast vormen als meish, meash met lange klinker) laat zich moeilijk afleiden uit het oe. en is daarom wrsch. als visserswoord ontleend aan het Middelnederlands.
Verdere herkomst onduidelijk. Zeker verwante woorden alleen in het Baltisch: Litouws mãzgas 'knoop, strik', Lets mazgs 'id.', bij resp. mègsti (1e pers.ev. mèzgu) 'knopen, breien' en mežǵêt 'id.'. De woordfamilie stamt waarschijnlijk uit de taal van jagers en vissers en duidt de vangstrik of het vangnet aan.
De betekenis 'vlek' komt zowel in het Middelnederlands als in andere Oudgermaanse talen voor maar is gezien de Baltische betekenissen wrsch. niet de oorspronkelijke. Verband met de wortel pgm. *mas- zoals in mazelen lijkt dan ook onwaarschijnlijk. Voor de vergelijkbare betekenisovergang, zie Latijn macula 'lus, maas' uit ouder 'vlek op de huid', zie malie.
Fries: mêsk, mesk


  naar boven