1.   ijs zn. 'bevroren water; bevroren melkgerecht'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. ijs 'bevroren water' in is [1240; Bern.], datsi thijs breken 'dat ze het ijs (de ijslaag op het water) breken' [1287; CG II, Nat.Bl.D]; nnl. 'gerecht van bevroren vruchtensap' in ys en sieraadjen voor het desert 'ijs met versiering voor het dessert' [1793; WNT], later ook van bevroren room en in navolging daarvan van bevroren limonade.
Os. īs (mnd. īs); ohd. īs (nhd. Eis); ofri. īs (nfri. iis); oe. īs (ne. ice); < pgm. *īsan (o.); on. íss (nzw. is 'natuurijs') < pgm. *īsaz (m.).
Er zijn geen verwanten buiten het Germaans bekend. De vroeger wel voorgestelde verbinding met Iraanse vormen als Avestisch aēxa- 'vorst, ijs' en isu- 'ijzig' is uiterst onwaarschijnlijk. Hoewel de structuur van pgm. *īsa- Indo-Europese herkomst niet uitsluit (de te reconstrueren stam zou dan pie. *h1eis-o- of *HiHs-o- moeten zijn), wijzen betekenisveld en de afwezigheid van zekere verwanten buiten het Germaans eerder op herkomst uit een Noord-Europese substraattaal. Vennemann (2003: 347) wijst nog op Baskisch izoz- 'vorst, ijs'.
Voor een oude verkleinwoordafleiding van ijs zie ijzel. Voor een schijnbare afleiding die echter een geheel andere etymologie heeft, zie ijzen 'beven van angst'.
ijsberg zn. 'drijvende ijsmassa in zee'. Mnl. ijsberch in Dit ijs ... moruwede ende brac ontwee, ende daer si hoopten die ijsmaren, so lagen si oft ijsbergen waren 'het ijs verweekte en brak in tweeën, en waar de ijskwelgeesten zich ophoopten, daar lagen ze alsof het ijsbergen waren' [1300-25; MNW-R]; vnnl. datter ijsberghen dreven, so groot als de soutbergen in Spangien zijn [1598; WNT verwonderen I], Willem Barentsz ... heefter zijn schip op de Ys-bergen laten staen [1612; WNT uiterst], ook 'een met een ijsmassa (gletsjer) bedekte berg' zoals bijv. in op een van de zeven grootste Ys-bergen ... wel drie uuren geklommen hebbende (over Spitsbergen) [1685; WNT zeulen], in die betekenis verouderd. Samenstelling met berg 1. Aan het Nederlands ontleend is Engels iceberg 'bergvormige ijsmassa op land' [1774; OED], 'ijsberg' [1820; OED], waarin het tweede lid onvertaald is gebleven; volledige leenvertalingen uit het Nederlands zijn Duits Eisberg, Zweeds isberg, Deens isbjerg.
Literatuur: Vennemann 2003, par. 10.2.2


  naar boven