1.   vaars zn. 'tweejarige koe'
categorie:
erfwoord
Mnl. verse, veerse 'jonge koe' [beide 1240; Bern.], vaerse 'id.' in ene coeye ende ene vaerse van 2 jaren 'een koe en een vaars van twee jaar' [1330-32; MNW eergetouwe]; vnnl. varse, verse [1599; Kil.].
Ontstaan uit mnl. verse door verandering van kwaliteit en lengte van de klinker voor r + dentaal, zoals in haard. De huidige vorm met lange -aa- komt voor de 17e eeuw nog slechts sporadisch voor (Kiliaan neemt nog alleen varse en verse op, het Afrikaans heeft vers), maar werd daarna de gewone vorm in de standaardtaal.
Mnd. verse; mhd. verse (nhd. Färse); < pgm. *farsī-, *farsijō- 'jonge koe'. Daarnaast staan twee vormen met grammatische wisseling, pgm. *farzan- 'stier, jonge stier', waaruit: mnl. varre (nnl. dial. in Brabant en Limburg) var, vaar; mnd. var(re); ohd. far, farro (nhd. Farre); oe. fearr; on. farri; en pgm. *ferzinga-, waaruit ofri. fēring. Onl. friskink 'jong dier' is niet verwant, zie daarvoor het bn. vers 2.
In elk geval verwant met Grieks póris, pórtis 'kalf, jonge koe' en met Latijn parere 'voortbrengen, ter wereld brengen'; alle afgeleid van de wortel pie. *perh3-, zie verder paraat. Verwantschap met enkele andere Indo-Europese namen voor jonge dieren is onzeker, bijv. met Armeens ortc 'kalf' (< pie. *por-st-?), Sanskrit pṛthuka 'kalf', Welsh erthyl 'miskraam'.
Fries: -


  naar boven