1.   eiwit zn. 'proteïne; witachtige vloeistof rond de eidooier'
categorie:
geleed woord
Nnl. eijwit 'witte deel van een ei' [1769; WNT], 'eiwitachtige stof' [1913; WNT].
Samenstelling van ei en een gesubstantiveerde vorm van het bn. wit, naar de kleur van een eiwit na koken of rauw kloppen.
Eieren bestaan voor het belangrijkste deel uit proteïnen, ketens van aminozuren. Vandaar de benaming eiwitten voor deze stoffen.


  naar boven