1.   eigenwijs bn. 'eigenzinnig'
categorie:
geleed woord, leenwoord
Mnl. eyghenwijs 'id.' [1466; MNW-P]; vnnl. eyghen-wijs 'id.' [1617; WNT verwarring].
Wrsch. ontleend aan mnd. eigenwīs 'eigenzinnig', gevormd uit eigen en wīs 'manier', zie wijs 1, dus eigenlijk 'op zijn eigen manier'. Het WNT noemt eigenwijs een terugvorming uit het zn. eigenwijsheid, dat inderdaad al eerder geattesteerd is, als eyghenre wijsheit [1380-1400; MNW-P].


  naar boven