1.   hagedis zn. 'reptiel (geslacht Lacerta)'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. egedisse 'zeker reptiel' [1240; Bern.], haghedisse [14e eeuw; Harl., 241]; vnnl. haghedisse [1574; Kil.], egdisse [1637; Statenbijbel, Leviticus 11:30].
Os. egithassa, ewidehsa; ohd. egidehsa (mhd. egedehse, nhd. Eidechse); oe. āðehe 'hagedis, watersalamander' (ne. dial. ask 'watersalamander'); < pgm. *agwi-þehsō(n) of *-þahs(i)jō(n) (alleen West-Germaans). Verwantschap van het eerste lid met on. eyðla en eðla 'hagedis' (nzw. ödla) (Kluge) lijkt onwaarschijnlijk vanwege te groot klankverschil. Bij het tweede lid misschien mhd. dehse 'spinklos', vanwege het slanke uiterlijk van de hagedis.
Van deze samenstelling kan het eerste lid *agwi teruggaan op pie. *Hogwhi- 'slang' (IEW 43), waaruit: Latijn anguis 'slang'; Grieks óphis 'adder'; Sanskrit áhi- 'slang'; en in het Nederland o.a. egel en engerling. Het tweede lid *þahsjōn zou op pie. *tek-s- 'lopen' (IEW 1059) kunnen teruggaan.
Deze niet geheel bevredigende verklaring en de feiten dat de hagedis een inheemse diersoort is en dat het woord tot het West-Germaans beperkt blijft, kunnen ook wijzen op herkomst uit een voor-Indo-Europees substraattaal.
Omdat het diertje erg tot de verbeelding spreekt en zelfs een zekere angst inboezemt, vindt er gemakkelijk volksetymologische aanpassing plaats. Wellicht is Oudsaksisch ewidehsa zo'n vorm onder invloed van ewi 'lam' (zie ooi), en misschien Oudhoogduits egidehsa onder invloed van egi 'angst' (zie ijzen). Het Nederlands heeft het woord met haag in verband willen brengen. Nederlandse en Duitse dialecten tonen een grote verscheidenheid met beginklanken als ekke-, akke-, heide-, (s)lokke- (Oost- en West-Vlaams), ever- (Overijssel), ei- (Zuid-Holland), akke- (Afrikaans) en eindklanken als -tas, -das. Het Fries heeft gerskrûper, letterlijk graskruiper, naast het leenwoord hagedis. De betekenis 'heks' die hagedis in sommige dialecten nog draagt komt wrsch. voort uit het volksetymologisch gevormde mnl. hagetisse 'heks' en de vele middeleeuwse bijgelovige verbanden tussen hagedis en heks.
In het Duits is de verzamelnaam Echsen 'hagedisachtigen' ingevoerd in 1816 door de bioloog Lorenz Oken op grond van niet-etymologische woordafbreking, met vele afgeleide soort- en familienamen als Panzerechsen 'krokodillen', Meerechse 'zeeleguaan', Wühlechse 'skink'.
Een samentrekking van Zuid-Hollands 'n eidas wordt wel gebruikt ter verklaring van nijdas 'nijdige kerel'.


  naar boven