1.   -erik achterv. dat persoonsaanduidingen vormt bij negatieve bn.
categorie:
leenwoord
Mnl. in wijverick 'man die onder de plak zit van een vrouw' [1477; MNW]. Vnnl. -erik in dooverick 'dove' [1599; Kil.], andere woorden op -erik uit de 17e eeuw en later.
De herkomst van dit achtervoegsel is niet zeker. De gangbare opvatting is dat dit een vorm is van het Germaanse naamelement -rik 'heerser', als in Hendrik en Diederik.
Ook verkorte vormen kwamen in het verleden voor, bijv. viezik [1897; WNT vies]. Mnl. vuyllik 'kadaver' (> vnnl. vuilik 'vuil persoon' > nnl. vuilak onder invloed van luilak) is daarentegen wrsch. gevormd met lijk 1 en heeft hier niets mee te maken.
Het achtervoegsel -erik komt sporadisch ook voor in combinatie met een positief bn., bijv. goeierik. Het is in het BN productiever dan in het NN, waar men vaker de voorkeur geeft aan -erd, zie daarvoor -aar.


  naar boven