1.   chronisch bn. 'langdurig'
categorie:
leenwoord
Nnl. chronisch 'langdurig' [1824; Weiland].
Internationale geneeskundige term, ontleend aan Neolatijn chronicus 'langdurig' < Grieks khronikós 'langdurig; betreffende de tijd', bij khronós 'tijd', zie kroniek.
Het woord duidt het slepende karakter van bepaalde ziekten aan, in tegenstelling tot acuut.
Fries: groanysk


  naar boven