1.   animeren ww. 'moed geven; aanmoedigen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. animeren 'bezielen, leven geven' [1400-50; MNHWS], animeert 'geeft leven, bezielt' [1500-20; MNW-P], animeren 'moed geven' [1553; Werve], 'aanmoedigen' [1570; WNT]; nnl. animeren "bezielen, aanvuren" [1824; Weiland anima].
Ontleend aan Frans animer 'moed geven', dat zelf weer teruggaat op het Latijnse werkwoord animāre 'leven inblazen'. Dit behoort bij het zn. animus 'geest, ziel', zie animo.
animatie zn. 'filmtechniek'. Vnnl. animatie 'het animeren, aanmoediging' [1657; WNT Supp.]; nnl. animatie "bezieling" [1824; Weiland], 'levendigheid, drukte' [1895; WNT], maar in de moderne taal vooral 'filmtechniek', eerst nog vooral in samenstellingen: animatiefilm "klei-, poppen- of tekenfilm" [1984; Dale], later ook als verkorting animatie en computeranimatie [1992; Dale]. Gevormd bij het werkwoord animeren, maar met de huidige betekenis overgenomen uit het Engels, als vakterm in de tekenfilmindustrie.
Fries: animearje


  naar boven