21.   consolideren ww. 'hecht en duurzaam maken'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Mnl. 'tot stilstand komen (van een ziekte)' [1351; MNHWS]; vnnl. 'samenvoegen' [1545; Stall.], 'samenhechten, genezen' [1577; Werve]; nnl. ook 'staatsschulden vestigen' [1805; Meijer], geconsolideerde schulden 'gedekte schulden' [1824; Weiland], ook 'vast en duurzaam maken van leningen' [1847; Kramers].
Al dan niet via Frans consolider ontleend aan Latijn cōnsolidāre 'vastmaken', gevormd uit com- 'samen' en solidāre 'stevig maken' van solidus 'stevig', zie solide.
Aanvankelijk vooral een medische term; de financiële betekenis komt wrsch. via het Frans (annuités consolidées 'duurzame jaarrente' [1768]) of rechtstreeks uit Engels consolidated annuities [1751].
Fries: konsolidearje
22.   conventie zn. 'overeenkomst; traditioneel gebruik; belangrijke vergadering'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Mnl. conventien (mv.) 'afspraken, regels' [1398; Moors]; vnnl. conventie 'overeenkomst' [1521; WNT useeren]; nnl. ook 'algemeen aanvaard gebruik' zoals in sociale vooroordelen en conventies [1896; WNT uitpluizerij].
Al dan niet via Frans convention 'bijeenkomst; gewone manier van doen' [1546-67; Rey] ontleend aan Latijn conventiō 'bijeenkomst; overeenkomst', bij convenīre 'bijeenkomen', gevormd uit com- 'samen, met' en venīre 'komen', verwant met komen.
De betekenis 'algemeen aanvaard gebruik' is wrsch. aan het eind van de 19e eeuw uit het Frans overgenomen. De oorspr. Latijnse en Franse betekenis 'bijeenkomst' is in de periode na de Tweede Wereldoorlog alsnog overgenomen, maar dan via Amerikaans-Engels convention 'partijcongres (in de VS)'.
Voor andere afleidingen uit het Latijnse werkwoord convenīre zie convenant, conveniëren, convent, conventikel.
conventioneel bn. 'door de gewoonte voorgeschreven'. Nnl. conventionael 'bedongen' [1612; Stall.]. Ontleend aan Frans conventionnel 'overeengekomen, gebruikelijk', afleiding van convention.
Fries: konvinsje◆konvinsjoneel
23.   conversie
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Zie: converteren
24.   converteren ww. 'omzetten'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Vnnl. converteeren 'omzetten' [1505; MNHWS]; nnl. 'in andere computercode omzetten' [1994; Sijs 2001].
Al dan niet via Frans convertir 'omzetten, veranderen' [voor 950; Rey], 'overgaan tot een andere religie' [1080; Rey], ontleend aan Latijn convertere 'omkeren, omwenden', gevormd uit com- 'samen, met' en het werkwoord vertere 'wenden, draaien' (waaruit ook bijv. versie; verwant met worden).
Het woord wordt van oudsher vooral in financiële context gebruikt, bijv. voor het omzetten van een lening in een andere lening met lagere rente. De moderne betekenis in de computertaal is door Engels convert, o.a. 'veranderen, omzetten in andere code', beïnvloed.
conversie zn. 'omzetting, verwisseling'. Vnnl. conversie "een tsamen keeringhe oft bekeeringhe" [1577; Werve]. Ontleend aan Frans conversion 'id.' [1170; Rey] of eerder rechtstreeks aan Latijn conversiō 'omdraaiing, bekering'. Tegenwoordig betekent het woord onder invloed van Engels conversion ook 'het omzetten in een andere (digitale) computercode'.
Fries: ◆ konversje
25.   coördinaat zn. 'lijn die de ligging van punten, lijnen of vlakken bepaalt'; (mv., BN) 'persoonlijke gegevens'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, leenbetekenis
Vnnl. coördinaat (bn.) 't'zamengheschickt' [1658; Meijer]; nnl. (mv.) coördinaten 'lijnen of hoeken ter bepaling van punten' [1852; WNT voerstraal], coördinaten 'persoonlijke gegevens, personalia' [1997; Nederlands van Nu 45, 147].
Internationaal woord, misschien ontleend via Engels coordinate 'id.' [1823; OED], op basis van Latijn com- 'samen, met' en ordinātus, verl.deelw. bij ordināre 'rangschikken', zie coördineren.
In de oudste vindplaats moet coördinaat als bn. net als in de oudste Engelse vindplaatsen [1641; OED] worden gezien als contrasterend met subordinaat 'ondergeschikt'. In de moderne betekenis (zowel in het Engels als het Nederlands vanaf de 19e eeuw) werd coördinaat geherinterpreteerd als co- 'samen' bij ordinaat 'rechte lijn bij plaatsbepaling van een punt in de ruimte'. Bij gebruik van coördinaten is er altijd sprake van meer dan één lijn.
De BN betekenis 'personalia' is ontleend aan Frans coordonnées 'bepalende lijnen in de wiskunde, aardrijkskunde, etc.' [1754; Rey], 'bepalende gegevens van een persoon, personalia' [midden 20e eeuw; Rey].
26.   curriculum zn. 'levensloop; leerplan'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis, verkorting
Nnl. in de verbinding curriculum vitae 'levensloop' [1899; Woordenschat], 'onderwijsprogramma' [1974; Meerten], curriculum = curriculum vitae 'levensloop' [1984; Dale].
In de betekenis 'levensloop, levensbeschrijving' ontleend aan Latijn curriculum (vitae) 'loop, gang (van het leven)', afleiding van het werkwoord currere 'lopen, rennen', zie coureur. In de betekenis 'leerplan, aanbod van lessen of colleges' ontleend aan Engels curriculum 'leerplan, opzet van de studie' [1633; BDE] < Latijn curriculum.
In Woordenschat 1899 komt ook nog de verbinding curriculum academicum 'academische loopbaan' voor, maar de gangbare combinatie is nu alleen curriculum vitae 'levensbeschrijving als bijlage voor een sollicitatie', met curriculum als verkorting, maar ook vaak afgekort tot cv.
27.   deflatie zn. 'waardevermeerdering van geld'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend, leenbetekenis
Nnl. deflatie 'erosie door wind' [1913; Baale], 'waardevermeerdering van geld' [1929; Kramers II].
In de oudste betekenis rechtstreeks of via het Engels ontleend aan Duits Deflation 'afvoeren door de wind' [1891], een neologisme, in januari 1891 geïntroduceerd door de geoloog Johannes Walther, gevormd uit Latijn dē- 'weg ... van', zie de-, en het werkwoord flāre 'waaien' (verwant met blazen), naar analogie van een andere geologische term ablatie 'erosie'.
Vrijwel meteen na de introductie van het woord werd het in het Duits opgevat als het tegenovergestelde van Inflation, zie inflatie, van oorsprong een Engels woord inflation dat 'opblazing' betekende [1340; OED] en sinds 1860 'waardevermindering van geld'. In augustus 1891 wordt het woord deflation dan ook in het Engels geïntroduceerd in de betekenis 'het leeglopen van iets dat opgeblazen is'. In 1920, na de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende monetaire crisis, krijgt Engels deflation voor het eerst een economische betekenis, die sinds 1922 ook voorkomt in het Frans. Het Nederlands heeft deze betekenis, wellicht via het Frans, ontleend aan het Engels. De oorspr. betekenis wordt nog gebruikt in de geologie.
deflatoir bn. 'verband houdend met deflatie'. Nnl. deflatoir 'id.' [1950; WNT Aanv.]. In het Nederlands gevormd als afleiding van deflatie.
Fries: deflaasje
28.   desolaat bn. 'troosteloos'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Vnnl. desolaet 'verlaten' [1571; Stall.], Desolate Boedels 'failliete boedels' [1659; WNT]; nnl. desolaet 'diep bedroefd' [1663; Meijer].
Wrsch. uit Latijn dēsōlātus 'vereenzaamd, verlaten', het verl.deelw. van dēsōlāre 'verlaten, alleen laten', gevormd uit dē- 'geheel' (zie de-) en sōlāre 'alleen laten', een afleiding van sōlus 'alleen', een woord van onduidelijke herkomst. De oorspr. betekenis is dus 'eenzaam, verlaten', daaruit heeft zich (mogelijk mede onder invloed van Frans désolé 'verlaten, bedroefd' [1355]) de moderne betekenis ontwikkeld.
29.   effect zn. 'uitwerking; bewijs van aandeel; richtingverandering van een bal'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Mnl. effect 'uitwerking, werk' [1456; MNHWS]; vnnl. effect 'uitwerking, werk' [1599; Kil.], effect 'uitwerking' [1653; WNT], een rijck in ladingh leggende Schip en ander Effecten '... zaken van waarde' [1660; WNT]; nnl. Obligatiën en Effecten van deze Beurs '... waardepapieren ...' [1807; WNT], effecten 'bewijzen van aandeel' [1844; Weiland], effect 'richtingverandering van biljartbal' [1919; WNT Supp. attaque], 'richtingverandering van bal bij tennis en tafeltennis' [1951; WNT topspin].
Ontleend aan Latijn effectus 'gevolg, resultaat, werking', bij het werkwoord efficere 'tot stand brengen, produceren, veroorzaken', gevormd uit ex-, dat voltooiing uitdrukt, en facere 'maken, doen' (verwant met doen, zie ook feit). Bij de eerste attestaties is overname uit Oudfrans aifait [1272], effect [13e eeuw; Rey], effet [1430; Rey] minder wrsch., daar de -c- in het Frans niet werd uitgesproken (hoewel zij onder invloed van het Latijn soms wel werd geschreven).
De betekenis 'bewijs van aandeel' stamt pas uit de 19e eeuw, toen de handel in deze papieren op gang kwam. Deze betekenis is ontleend aan het Duitse zn. mv. Effekten 'effecten; goederen, bagage' of aan Frans 'waardepapier, aandeel'. Ook de betekenis 'richtingverandering van een bal' ontstaat in de 19e eeuw; de term 'een bal met effect spelen' werd toen alleen nog gebruikt bij het biljartspel [1898; Dale]. Dit is wellicht een leenbetekenis uit het Duits, dat het zn. Effet 'richtingverandering van een bal bij het biljartspel' weer ontleende aan het Frans effet 'richtingverandering van een bal'.
effectief bn. 'doelmatig, effect hebbend'. Vnnl. effective 'inderdaad, metterdaad [1643; WNT]; nnl. 'werkelijk, daadwerkelijk [1735; WNT], 'doelmatig, effect hebbend' [1902; WNT blokkade]. Ontleend aan Frans effectif 'wezenlijk; effect hebbend' [1464; Rey] < Latijn effectīvus 'scheppend, uitoefenend' bij het bovengenoemde werkwoord efficere.
Fries: effekt
30.   erkennen ww. 'inzien; als echt beschouwen'
categorie:
geleed woord, leenbetekenis
Mnl. erkennen 'erkennen, leren kennen' [ca. 1400; MNW].
Gevormd uit het voorvoegsel er- en het werkwoord kennen. De vorm is uit oostelijke dialecten in de standaardtaal overgenomen.
Mnd. erkennen 'erkennen, beslissen'; ohd. irkennen 'waarnemen, inzien' (nhd. erkennen 'duidelijk zien, inzien').
De huidige betekenis van erkennen in volkenrechtelijke zin is overgenomen uit Frans reconnaître 'erkennen' [18e eeuw], dat zelf een evolutie is van de juridische betekenis 'officieel het bestaan erkennen van iets, bijv. een schuld' [recoignoistre 1539; Rey].

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven